Reparaties
Terwijl de motor draait:
■
Blijf met uw handen en voeten uit de buurt
van roterende onderdelen.
■
Houd brandbaar materiaal uit de buurt van de
uitlaat en de omgeving van de cilinder.
■
Laat de uitlaat, cilinder en koelribben afkoe-
len, voordat u deze aanraakt.
Motor uitschakelen
■
Neem de gebruiksaanwijzing van de
grasmaaimachine in acht.
6 REPARATIES
WAARSCHUWING!
Letselgevaar bij reparatiewerkzaam-
heden
Ondeskundige reparaties kunnen ernstig
letsel en schade aan het apparaat ver-
oorzaken.
■
Reparatiewerkzaamheden alleen la-
ten uitvoeren in servicewerkplaatsen
van ISEKI of bij geautoriseerde
montagebedrijven!
■
Er mogen uitsluitend originele reserveonder-
delen worden gebruikt.
7 ONDERHOUD EN VERZORGING
WAARSCHUWING!
Risico op letsel
Het onbedoeld inschakelen van de mo-
tor kan tot ernstig letsel leiden.
■
Voor aanvang van afstel-, onder-
houds- en reparatiewerkzaamheden
moet de motor altijd worden uitge-
schakeld en beveiligd tegen onbe-
doeld opnieuw inschakelen.
■
Regelmatig onderhoud is onontbeerlijk voor
de veiligheid en de instandhouding van de
functionaliteit.
■
Onderhoudsschema in acht nemen.
■
Bij gebruik onder zwaardere omstandigheden
moet vaker onderhoud worden verricht.
1. Vóór alle onderhouds- en reinigingswerk-
zaamheden: Trek de bougiedop (01/5) los
van de bougie.
2. Voer de in dit hoofdstuk beschreven onder-
houds- en reinigingswerkzaamheden uit vol-
gens het onderhoudsschema.
495587_a
3. Na de onderhouds- en reinigingswerkzaam-
heden: Steek de bougiedop (01/5) weer op
de bougie.
7.1
Motor kantelen (07)
1. Kantel de motor zodanig dat de carburateur/
het luchtfilter (07/1) naar boven wijst.
7.2
Luchtfilter reinigen (05)
■
Het luchtfilter regelmatig reinigen.
■
Beschadigd luchtfilter vervangen.
1. Luchtfilterdeksel (05/1) verwijderen, hiervoor
de sluitstroken (05/2) indrukken en het lucht-
filterdeksel afnemen.
2. Filter (05/3) eraf halen en op een hard opper-
vlak uitkloppen tot het vuil is verwijderd. Niet
afborstelen!
3. Filter weer monteren.
4. Plaats het luchtfilterdeksel weer zet het vast.
7.3
Olie verversen (01, 06)
Het oliepeil regelmatig controleren. Het oliepeil
elke 5 bedrijfsuren of dagelijks voor het starten
van de motor controleren.
WAARSCHUWING!
Brand- en explosiegevaar
Wanneer brandstof ontsnapt ontstaat
een explosief benzine-luchtmengsel.
Door een ondeskundige omgang met
brandstoffen kunnen deze ontsteken,
exploderen en ontbranden, wat tot
zwaar letsel en zelfs sterfgevallen kan
leiden.
■
Leeg de brandstoftank, voordat u de
olie aftapt.
OPMERKING
Neem contact op met onze klantenser-
vice als u niet in staat bent zelf werk-
zaamheden uit te voeren.
OPMERKING
De olie-inhoud voor de motor is maxi-
maal 0,5 l.
OPMERKING
■
Verouderde olie aftappen terwijl de
motor warm is. Warme olie stroomt
sneller en in zijn geheel uit.
■
Voer de afgewerkte olie af conform
de milieuvoorschriften!
33