KENNISGEVING: Controleer of de begrenzingsdraden zijn aangesloten op de juiste aansluitpunten. Als de begrenzingsdraden zijn aange-
sloten op de verkeerde aansluitpunten, zal de robotmaaier het maaigebied niet herkennen.
► Fig.28: 1. Begrenzingsdraad 2. Maaigebied
De begeleidingsdraad aansluiten
Steek de begeleidingsdraad door de haken aan de rechter- of linkerkant (2 plaatsen) en bevestig de aansluitklem aan het uiteinde van de draad op
aansluitpunt G1 of G2.
KENNISGEVING: Om te voorkomen dat de aansluitklem vervormd of beschadigd raakt, sluit u de aansluitklem recht aan zonder hem te kantelen.
OPMERKING: De aansluitklem van de begeleidingsdraad kan worden bevestigd of aansluitklem G1 of G2.
► Fig.29: 1. Aansluitklem van de begeleidingsdraad 2. Aansluitpunt G2 3. Haken aan de rechterkant (2 plaatsen) 4. Uitsparing (steek de begelei-
dingsdraad niet hierdoor)
OPMERKING: Als er een tweede begeleidingsdraad is, sluit u deze aan op het vrije aansluitpunt, G1 of G2, volgens dezelfde procedure.
De cabtire-kabel aansluiten
1.
Sluit de plug van de cabtire-kabel aan op de aansluiting.
► Fig.30: 1. Aansluiting 2. Plug van de cabtire-kabel
KENNISGEVING: Om te voorkomen dat de aansluitklem vervormd of beschadigd raakt, sluit u de aansluitklem recht aan zonder hem te kantelen.
2.
Bevestig de cabtire-kabel vanaf de bovenkant in de klemmen in het midden (3 plaatsen).
► Fig.31: 1. Klemmen in het midden (3 plaatsen)
3.
Bevestig de afdekking van de draden.
•
Geleid de cabtire-kabel door de uitsparing in de afdekking van de draden.
► Fig.32: 1. Afdekking van de draden 2. Uitsparing
4.
Sluit de afdekking van de aansluitpunten en sluit de stekker van de netspanningsadapter aan op een stopcontact.
► Fig.33: 1. Afdekking van de aansluitpunten
5.
Controleer of de laadstationindicator groen brandt.
•
Als de begrenzingsdraad correct is aangesloten, brandt de laadstationindicator groen.
•
Als er een verbindingsfout is gemaakt, knippert de laadstationindicator rood. Corrigeer eventuele fouten in de aansluiting op het laadstation of
in elke draad afzonderlijk, en controleer de laadstationindicator opnieuw.
► Fig.34: 1. Laadstationindicator
De robotmaaier opladen
1.
Druk op de I-kant van de aan-uitschakelaar van de robotmaaier om hem in te schakelen.
► Fig.35
OPMERKING: Het is noodzakelijk om de robotmaaier in te schakelen wanneer deze moet worden opgeladen.
2.
Koppel de robotmaaier in het laadstation.
► Fig.36
OPMERKING: Wanneer het opladen begint, knippert de led-lamp van de robotmaaier groen. Nadat het opladen klaar is, gaat de led-lamp uit.
Oorspronkelijke instellingen
OPMERKING: Trek vóór gebruik het beschermvel van het bedieningsgedeelte af.
Wanneer de robotmaaier de eerste keer wordt ingeschakeld, wordt het onderstaande oorspronkelijke instellingenscherm weergegeven. Voer de
displaytaal, datum en tijd, maaigebied en pincode in.
1.
Druk op de "STOP"-knop van de robotmaaier en open het displaydeksel.
► Fig.37: 1. Displaydeksel 2. "STOP"-knop
2.
Selecteer de taal die u wilt gebruiken met behulp van de toetsen
► Fig.38
3.
Selecteer de gewenste weergaven van de datum- en tijdindeling met behulp van de toetsen
4.
Selecteer [Next (Volgende)] met behulp van de toetsen
► Fig.39
5.
Druk op de toetsen
/
6.
Selecteer [Verify (Controleren)] met behulp van de toetsen
► Fig.40
7.
Selecteer het maaigebied met behulp van de toetsen
► Fig.41
8.
Druk op
tot en met
► Fig.42
9.
Voer de pincode nogmaals in om deze te bevestigen.
► Fig.43
OPMERKING: Noteer de pincode en bewaar deze op een veilige plaats zodat u hem niet vergeet.
/
/
om het item te selecteren en voer de datum en tijd in door op de toetsen
/
om de pincode in te voeren.
/
en druk daarna op de toets
/
/
/
en druk daarna op de toets
/
/
/
en druk daarna op de toets
en druk daarna op de toets
81
NEDERLANDS
.
/
/
/
.
.
tot en met
.
.
te drukken.