gebruik van de machine in dergelijke omstandigheden onvermijdelijk is, zorg dan voor voldoende
afzuiging van de uitlaatgassen.
x)
Transporteren: Zet de motor af. Sluit de brandstoftankdop en zet deze vast. Zet de brandstofklep in
de "OFF-O"-positie. Laat de brandstoftank leeglopen vóór transport over lange afstanden of op
hobbelige wegen.
y)
Houd brandbare materialen (benzine, lucifers, stro, enz.) uit de buurt van de uitlaat.
2.3.
Veiligheid op de werkplek
a)
Zorg ervoor dat de werkplek schoon en goed verlicht is. Een rommelige of slecht verlichte werkplek
kan leiden tot ongelukken. Probeer vooruit te denken, observeer wat er gebeurt en gebruik gezond
verstand wanneer u met het apparaat werkt.
b)
Gebruik het apparaat niet in een potentieel explosieve omgeving, bijvoorbeeld in aanwezigheid
van ontvlambare vloeistoffen, gassen of stof. Het apparaat genereert vonken die stof of dampen
kunnen ontsteken.
c)
Als u schade of een onregelmatige werking ontdekt, moet u het apparaat onmiddellijk uitschakelen
en dit aan een supervisor melden.
d)
Alleen het servicepunt van de fabrikant mag het apparaat repareren. Voer zelf geen reparaties uit!
e)
Gebruik in geval van brand een poeder- of kooldioxide (CO2) brandblusser (een die bestemd is voor
gebruik op onder spanning staande elektrische apparaten) om de brand te blussen.
f)
Gebruik het apparaat in een goed geventileerde ruimte.
g)
Controleer regelmatig de staat van de veiligheidslabels. Indien de etiketten onleesbaar zijn,
moeten zij worden vervangen.
h)
Bewaar deze handleiding voor toekomstig gebruik. Als dit apparaat aan een derde wordt
doorgegeven, moet de handleiding worden meegegeven.
i)
Bewaar verpakkingselementen en kleine montagedelen op een plaats die niet toegankelijk is voor
kinderen.
j)
Houd het apparaat uit de buurt van kinderen en dieren.
k)
Indien dit apparaat samen met andere apparatuur wordt gebruikt, moeten ook de overige
gebruiksaanwijzingen worden opgevolgd.
2.4.
Persoonlijke veiligheid
a)
Gebruik het apparaat niet als u moe of ziek bent of onder invloed van alcohol, verdovende
middelen of medicijnen die het vermogen om het apparaat te bedienen aanzienlijk kunnen
beperken.
b)
De machine mag worden bediend door lichamelijk fitte personen die in staat zijn de machine te
hanteren, goed zijn opgeleid, deze bedieningshandleiding hebben doorgenomen en een opleiding
hebben gevolgd op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk.
c)
De machine is niet ontworpen om te worden bediend door personen (inclusief kinderen) met
beperkte mentale en sensorische functies of personen zonder relevante ervaring en/of kennis,
tenzij ze onder toezicht staan van een persoon die verantwoordelijk is voor hun veiligheid of
instructies hebben gekregen over het bedienen van de machine. machine.
d)
Gebruik bij het werken met het apparaat uw gezond verstand en blijf alert. Tijdelijk
concentratieverlies tijdens het gebruik van het apparaat kan leiden tot ernstig letsel.
e)
Gebruik de persoonlijke beschermingsmiddelen zoals vereist voor het werken met het apparaat,
gespecificeerd in hoofdstuk 1 (Legenda). Het gebruik van correcte en goedgekeurde persoonlijke
beschermingsmiddelen vermindert het risico op letsel.
f)
Het apparaat is geen speelgoed. Kinderen moeten onder toezicht staan om ervoor te zorgen dat ze
niet met het apparaat spelen.
2.5.
Persoonlijke veiligheid
a)
Overbelast het apparaat niet. Gebruik het juiste gereedschap voor de gegeven taak. Een juist
gekozen apparaat zal de taak waarvoor het is ontworpen beter en veiliger uitvoeren.
NL