Publicidad
Idiomas disponibles
Idiomas disponibles
apparaat in dit geval niet.
• Reinig de accessoires en het apparaat voor gebruik (zie ==> Rei-
niging en onderhoud).
• Zorg ervoor dat het apparaat volledig droog is.
• Bewaar de verpakking als u van plan bent uw apparaat in de toe-
komst op te bergen.
• Bewaar de gebruikershandleiding voor toekomstig gebruik.
Bedieningsinstructies
Installatie / gasaansluiting
• Voordat u de unit aansluit op het gasnetwerk, controleert u het
gegevensplaatje om te zien of de unit is ingesteld en getest op
het type gas dat wordt geleverd. Als het op het gegevensplaatje
aangegeven gastype niet hetzelfde is als het geleverde, zie dan
hoofdstuk ==> Conversie en aanpassing.
• Sluit het apparaat aan op het gasdistributienetwerk met behulp
van metalen leidingen met een geschikte diameter; installeer
een gehomologeerde afsluitkraan tussen het apparaat en het
distributienetwerk. Als flexibele leidingen worden gebruikt,
moeten ze van roestvrij staal zijn gemaakt volgens de geldende
normen.
• Controleer na het installeren van het apparaat op eventuele lek-
ken in de fittingen. Gebruik niet-corrosieve schuimproducten,
zoals lekdetectiesprays, om te zoeken naar eventuele lekken.
Gasdruk controleren
De druk van het distributienetwerk moet aan de volgende speci-
ficaties voldoen:
Gas
Druk
LPG
TOEGESTAAN van 20/25 tot 35/45 mbar
NIET TOEGESTAAN onder 20/35 en boven 35/40 mbar
METHANE
TOEGESTAAN van 17 tot 25 mbar
- H
NIET TOEGESTAAN onder 17 en boven 25 mbar
Als de druk van het gasdistributienetwerk op de installatieloca-
tie niet voldoet aan de bovenstaande waarden, informeer dan het
gasbord en schakel het apparaat niet in totdat de oorzaak en een
oplossing zijn gevonden. De druk van het distributienetwerk kan
worden gemeten met een manometer (min. definitie 0,1 mbar),
aangesloten op de drukuitlaat achter het bedieningspaneel (afb. 5
op pagina 4)
• Verwijder het bedieningspaneel.
• Verwijder de schroef en de afdichtingsring uit de drukuitlaat en
sluit de manometer aan.
• Schakel het apparaat in volgens de bijgevoegde instructies en
controleer of de druk binnen het toegestane drukbereik ligt.
• Koppel de manometer los en vervang de schroef en de afdich-
tingsring in de drukuitlaat.
• Monteer het bedieningspaneel opnieuw.
Conversie en aanpassing
OPMERKING: Om het apparaat om te zetten in een ander type gas,
bijv. van aardgas naar LPG, moeten de mondstukken van de hoofd-
brander, de bypass en het controlelampje worden vervangen.
Alle mondstukken zijn gemarkeerd met een nummer dat de dia-
meter aangeeft in 1/100 van een mm en worden geleverd in een
zak.
Na elke conversie of aanpassing moet de eenheid een werkings-
test ondergaan en moet de aanvullende plaat worden bijgewerkt
volgens de uitgevoerde conversie of aanpassing.
• Trek de knoppen eraf.
• Verwijder het bedieningspaneel door de klemschroeven aan de
achterkant los te draaien.
• Vervang het mondstuk door een geschikt gas voor het nieuwe
type gas dat wordt aangegeven in de tabel met "MAX"-mond-
stukken.
• Schroef het minimale bypass-mondstuk (afb. 5) los en vervang
het of stel het af op basis van de indicaties in de mondstuktabel.
• Monteer het bedieningspaneel opnieuw.
• Trek de knop weer terug.
Mondstuktafel:
Categorie
P (mbar)
kW
G20
Dimensie
G30-31
II 2H3+
20
MAX
28.30/37
MIN
H [mm]
Operationelecontroles
Opmerking: Voordat het apparaat aan de gebruiker wordt geleverd,
moeten de volgende controles worden uitgevoerd
• THERMISCHE CAPACITEIT: Controleer of de druk en het type gas
dat wordt geleverd op de plaats waar de unit moet worden ge-
bruikt, gelijk is aan de druk en het type gas dat op de plaat staat
aangegeven. Als dit niet het geval is, moet het apparaat worden
geconverteerd of aangepast. Controleer of de juiste mondstuk-
ken zijn geïnstalleerd. Raadpleeg de spuitmondtabel en contro-
leer of de in de tabel aangegeven spuitmonden dezelfde zijn als
die op de unit zijn geïnstalleerd. Een extra controle van de ther-
mische capaciteit houdt in dat het gas dat wordt verbruikt met de
volumetrische methode wordt gecontroleerd: steek de brander
aan en controleer na ongeveer 10 minuten (bedrijfsomstandig-
heden) of de gasstroom (in m3/u of in kg/u) overeenkomt met die
aangegeven in de spuitmondtabel.
• UITERLIJK VAN DE VLAM EN PRIMAIRE LUCHTSTROOM: De
vlam moet blauw zijn en er mogen geen gele stippen in zitten;
het moet stabiel zijn aan de basis. Als de kleur van de vlam naar
geel neigt, betekent dit dat de primaire luchtstroom niet goed is
afgesteld. Als de primaire luchtstroom te snel is, zal de vlam kort
zijn en de neiging hebben om boven de brander te branden. Het
uiterlijk van de vlam moet ook 15 minuten na het apparaat op vol
vermogen worden gecontroleerd. De vlam moet stabiel blijven,
zelfs als deze snel van minimum naar maximum gaat.
O-perating
OPMERKING: Geen waakvlam of ontsteking - de vlam moet worden
verlicht met lucifers of aansteker.
• Druk op de knop (Afb. 4A ) en draai deze van de stand
de (kleine vlam), waarbij u deze ingedrukt houdt.
• Nadat de vlam is aangestoken, houdt u de knop ongeveer 10 se-
conden ingedrukt, zodat het thermokoppel opwarmt en de veilig-
heidsklep open houdt.
• Om het vermogen van de brander te verhogen, draait u de knop
in het symbool van een grotere vlam.
• Draai de knop naar de stand om de brander uit te schakelen .
O de ovenlaten werken (225882, 225899)
• De verwarmingselementen worden geregeld met een keuzes-
chakelaar, terwijl de temperatuur in de kamer wordt geregeld
3,5 kW
6 kW
1/100 mm
1/100 mm
1,40 G20; 0,92
1,85 G20; 1,20
G30/31
G30/31
REG G20; 0,40
REG G20; 0,55
G30/31
G30/31
0,0 G20; 3,0
1,0 G20; 2,0
G30/31
G30/31
naar
13
NL
Publicidad
