9
Heat
10
Speed
11
Swing
12
Sleep
13
°C/°F
3.6 In- en uitschakelen
1.
Druk op POWER om het product in te schakelen. Het product werkt standaard in de
VENTILATOR-modus.
2. Druk op MODE om de gewenste werkingsmodus te selecteren.
3. Druk nogmaals op POWER om het product uit te schakelen.
3.7 Koelen
Selecteer de koelstand om de temperatuur in de kamer te verlagen.
1.
Druk herhaaldelijk op MODE totdat de KOELSTAND-indicator oplicht.
2. Druk op UP/DOWN om de temperatuur aan te passen die wordt weergegeven op het
scherm. De temperatuur kan worden ingesteld tussen 16 en 32°C.
3. Druk herhaaldelijk op SPEED totdat de gewenste ventilatorindicator oplicht.
4. Druk op SWING om de richting van de luchtstroom horizontaal te regelen.
Opmerking
◊
Het product stopt als de kamertemperatuur lager is dan de geselecteerde temperatuur.
3.8 Ventileren
Druk herhaaldelijk op MODE totdat de VENTILATIESTAND-indicator oplicht.
Druk herhaaldelijk op SPEED om de gewenste ventilatorsnelheid te selecteren.
Opmerking
◊
In de ventilatiestand wordt de lucht in de kamer gecirculeerd, maar niet gekoeld.
3.9 Ontvochtigen/drogen
Druk herhaaldelijk op MODE totdat de Ontvochtigingsstand-indicator oplicht.
Opmerking
◊
In deze stand schakelt de ventilatorsnelheid over naar lage snelheid en kan niet worden
geselecteerd.
◊
Je moet de afvoerslang aansluiten op de afvoeropening aan de onderkant van het product.
18
De warmtestand in- of uitschakelen
De ventilatiesnelheid instellen
Pas de luchtstroomrichting aan
De slaapstand in- of uit schakelen
Wisselen tussen Celsius (°C) en Fahrenheit
(°F)