Uw instrument leren kennen
•
Met Slope (Hellingsgraad) wordt de richting van de signaaloverdracht ingesteld om een activering op te sporen (laag tot hoog,
hoog tot laag of een andere richting). Druk op de knop om door te selecties te navigeren. De knop Slope (Hellingsgraad)
is uitgeschakeld als het activeringstype andere kwalificaties voor de hellingsgraad vereist (ingesteld in het configuratiemenu
Trigger (Activering)).
•
Met Mode (Modus) kunt u instellen hoe het instrument zich gedraagt in afwezigheid of aanwezigheid van een
activeringsgebeurtenis:
•
De modus Auto (Automatische) activering schakelt het instrument in om een golfvorm te verwerven en weer te geven,
ongeacht of een activeringsgebeurtenis optreedt. Als een activeringsgebeurtenis optreedt, geeft het instrument een
stabiele golfvorm weer. Als er geen activeringsgebeurtenis optreedt, forceert het instrument een activeringsgebeurtenis
en verwerving, en geeft het een instabiele golfvorm weer.
•
De modus Normal (Normale) activering stelt het instrument in om alleen een golfvorm te verwerven en weer te geven
wanneer er een geldige activeringsgebeurtenis is. Als er geen activering optreedt, blijft de laatste vastgelegde golfvorm die is
verworven zichtbaar op het display. Als er geen laatste golfvorm aanwezig is, wordt er geen golfvorm weergegeven.
4.
Verticale besturingselementen:
•
Met Position (Positioneren) wordt de geselecteerde golfvorm (Channel (Kanaal), Math (Berekening), Reference (Referentie),
Bus) en de streepplaat daarvan omhoog of omlaag op het scherm bewogen. De kleur van de knop Position (Positioneren)
geeft aan welke golfvorm de knop bestuurt. Druk op de knop om het drempelniveau in te stellen op 50% van het piek-naar-piek
amplitude-bereik van het signaal.
•
Met Scale (Schalen) worden de amplitude-eenheden per verticale streepplaatverdeling van de geselecteerde golfvorm ingesteld.
De schaalwaarden worden getoond aan de rechterzijde van de horizontale streepplaatlijnen en zijn specifiek voor de
geselecteerde golfvorm in zowel de modi Stacked (Gestapeld) als Overlay (Overlappend) (met andere woorden: elke golfvorm
heeft eigen unieke instellingen voor de verticale streepplaat, ongeacht de weergavemodus). De kleur van de knop Scale
(Schalen) geeft aan welke golfvorm de knop bestuurt.
•
De knoppen Channel (Kanaal) zorgen voor inschakeling (weergave), selectie of uitschakeling van de golfvormen Channel
(Kanaal), Math (Berekening), Reference (Referentie) of Bus. Het aantal kanaalknoppen is afhankelijk van het instrumentmodel.
De knoppen werken als volgt:
•
als het kanaal niet wordt weergegeven, wordt door het drukken op een knop Channel (Kanaal) dat kanaal ingeschakeld in de
golfvorm-weergave.
•
Als het kanaal op het scherm wordt getoond en niet is geselecteerd, wordt door een druk op de knop van dat kanaal het
betreffende kanaal geselecteerd.
•
Als het kanaal op het scherm wordt getoond en ook is geselecteerd, wordt door een druk op de knop van dat kanaal het
betreffende kanaal uitgeschakeld (verwijderd uit de golfvorm-weergave).
•
Met de knop Math (Berekening) wordt een Math-golfvorm (Berekening) toegevoegd of geselecteerd in de golfvorm-weergave.
•
Als er geen Math-golfvorm (Berekening) bestaat, wordt door een druk op de knop Math (Berekening) een Math-golfvorm
(Berekening) toegevoegd aan de golfvorm-weergave en wordt het configuratiemenu Math (Berekening) geopend.
•
Als er maar één Math-golfvorm (Berekening) wordt weergegeven, wordt door een druk op de knop de Math-golfvorm
(Berekening) uitgeschakeld (verwijderd uit de golfvorm-weergave). Druk nogmaals op de knop om de golfvorm weer te
geven.
22