De opnamen vertonen aan de onderzijde een scha-
duw.
• Door de parallax tussen objectief en flitser kan het
onderwerp in het dicht-bijbereik, afhankelijk van de
brandpuntsafstand, aan de onderzijde van het
beeld niet geheel worden uitgelicht. Zet de groot-
hoekdiffusor voor de reflector.
De opname zijn te donker.
• Het onderwerp ligt buiten het bereik van de flits.
Let op: bij indirect flitsen vermindert de reikwijdte
van de flits.
x
• Het onderwerp bevat zeer lichte of reflecterende
beelddetails. Daardoor wordt het meetsysteem van
de camera, c.q. van de flitser beïnvloed.
Stel met de hand een positieve correctie op de flits-
belichting van bijv. +1 EV in.
De opnamen zijn te licht.
• Bij opnamen in het dichtbijbereik moet u er op let-
ten, dat een bepaalde minimumafstand moet wor-
den aangehouden om overbelichting te vermijden.
De minimumafstand tot het onderwerp moet min-
stens 10% bedragen van de maximale reikwijdte
van het flitslicht.
94
15 Technische gegevens
Richtgetallen bij ISO 100/21°,
Zoom 105 mm:
in het metersysteem: 44
in het feet-systeem: 144
Flitsfuncties:
- Canon:
E-TTL, E-TTL II, Manuell M,
Remote-slaafflitsfunctie, HSS.
- Nikon:
i-TTL, i-TTL-BL, Manuell M,
Remote-slaafflitsfunctie, FP.
- Olympus:
TTL, Manuell M, Remote–slaafflitsfunctie, FP.
- Pentax:
P-TTL, Manuell M, Remote–slaafflitsfunctie,
P-TTL-HSS.
- Samsung:
A-TTL, Manuell M,
- Sony:
TTL met flits vooraf, ADI-meting, Manuell M, Remote–
slaafflitsfunctie, HSS.
- Fujifilm:
TTL, Manuell M.