4
Bewerken: De effecten bewerken
U kunt de parameters van elk effect in de patch bewerken. Hier tonen we u een voorbeeld van het bewerken van
de distortion (vervorming) van het overdrive-effect.
1
Selecteer het effect dat u wilt bewerken
1.
Kies [EFFECT] " "OD/DS."
2.
Druk op de [ENTER]-knop.
(Alleen als de cursor op FX1 of FX2 staat)
Gebruik knop [4] om het effecttype voor FX1 of FX2 te selecteren.
2
Bewerk de waarden
Verander de weergegeven waarde met de knoppen [1]–
[4].
U kunt de paginatab met de waardeknop verplaatsen.
Handige snelinstellingen
Als u een paginatab selecteert met het opschrift "QS" kunt u eenvoudig
instellingen oproepen (Quick Settings, snelinstellingen) die voor elk effect zijn
opgeslagen.
Raadpleeg "Instellingen op effect opslaan (Quick Setting schrijven)" (p. 9) voor
informatie over het opslaan van snelinstellingen.
Wat doet elke knop?
De functie (parameter) van elke knop is afhankelijk van het effect. Raadpleeg de "Parametergids" (PDF-bestand) voor een lijst
met alle parameters.
Bij het selecteren van OD/DS
Knop
Handeling
[1]
TYPE
[2]
DRIVE
[3]
TONE
[4]
E. LEVEL
3
Rond het maken van instellingen af
Druk een paar keer op de [EXIT]-knop.
U keert terug naar het Play-scherm.
OPGELET
De bewerkingen die u hier hebt gedaan, gaan verloren als u van patch wisselt. Als u de gemaakte patch
wilt bewaren, moet u op de [WRITE]-knop drukken om de bewerkingen als een gebruikerspatch op te
slaan (p. 8).
Kies een effect door met de waardeknop de cursor te verplaatsen.
Druk op de knop om het effect in of uit te schakelen.
Houd de knop ingedrukt en verdraai hem om de positie van het
effect naar links of rechts te verplaatsen.
[ENTER]-knop
Uitleg
Verwisselt het type overdrive/distortion (vervorming).
Past de hoeveelheid overdrive/distortion aan.
Wijzigt de toonkwaliteit. Hogere waarden produceren een scherpere toon.
Past het volume aan als het effect wordt toegepast.
7