twee onafhankelijke configuraties ("Mode 1" en
"Mode 2") worden opgeslagen en afzonderlijk in- of
uitgeschakeld.
Bij "Camera" wordt bepaald voor welke camera de
volgende instellingen moeten gelden.
1. Selecteer "Camera" met de toets
2. Druk op de toets SET.
3. Selecteer het gewenste cameranummer met de
toets
of
of rechtstreeks met de betreffende
cijfertoets. Het beeld van de geselecteerde ca-
mera verschijnt in het frame bovenaan.
4. Druk op de toets SET.
Met "Mode" bepaalt u voor welke van beide confi-
guraties de instellingen moeten worden opgeslagen.
1. Selecteer "Mode" met de toets
2. Druk op de toets SET.
3. Selecteer "1" of "2" met de toets
4. Druk op de toets SET.
Opmerking: Indien in het menu 7 bij het alarmtype
"DSS" onder "Enable" de waarde "ON"
is geselecteerd, dan de configuratie
("Mode 1" of "Mode 2") voor de alarm-
detectie gebruikt die hier het laatst is in-
gesteld (zie hoofdstuk 8.8).
Met "Enable" bepaalt u of de geselecteerde confi-
guratie ("Mode") toegelaten ("ON") of momenteel
geblokkeerd ("OFF") is.
1. Selecteer "Enable" met de toets
2. Druk op de toets SET.
3. Selecteer "ON" of "OFF" met de toets
4. Druk op de toets SET.
Bij "Sensitivity" wordt ingesteld hoe gevoelig de
bewegingsdetectie moet reageren. Het bereik gaat
van "01" (ongevoelig) tot "15" (zeer gevoelig).
1. Selecteer "Sensitivity" met de toets
2. Druk op de toets SET.
3. Stel met de toets
of
een waarde in.
4. Druk op de toets SET.
Met "Trigger Size" bepaalt u welke afmetingen een
voorwerp minstens moet hebben om te worden ge-
detecteerd. Via het aantal horizontale en verticale
mara seleccionada se visualiza en el cuadro arri-
ba.
4. Pulse la tecla SET.
"Mode" determina para cual de las dos configura-
ciones, los reglajes están memorizados.
1. Con la tecla
o
seleccione "Mode".
2. Pulse la tecla SET.
3. Con la tecla
o
, regule "1" o "2".
4. Pulse la tecla SET.
Ojo: si en el menú 7 para el modo de alarma "DSS"
en "Enable", el valor "ON" está seleccionado,
la configuración ("Mode 1" o "Mode 2"), regu-
lada la última, se utiliza para la detección de
alarma (vea capítulo 8.8).
"Enable" determina si la configuración seleccio-
nada ("Mode") está autorizada ("ON") o momentá-
neamente desactivada ("OFF").
1. Con la tecla
o
seleccione "Enable".
2. Pulse la tecla SET.
3. Con la tecla
o
, regule "ON" o "OFF".
4. Pulse la tecla SET.
Con "Sensitivity", se determina el nivel de sensibi-
lidad para la cual la detección de movimiento debe
reaccionar. El reglaje es de "01" (insensible) a "15"
(muy sensible).
1. Con la tecla
o
seleccione "Sensitivity".
2. Pulse la tecla SET.
3. Con la tecla
o
, regule un valor.
4. Pulse la tecla SET.
"Trigger Size" determina que medida mínima un
objeto móvil debe tener para ser detectado. La me-
dida de una superficie cuadrada se determina vía la
cantidad de puntos de cuadro horizontales y vertica-
les. Una alarma se conecta únicamente cuando el
objeto móvil es de la medida de la superficie defi-
nida o más grande.
1. Con la tecla
o
seleccione "Trigger Size".
2. Pulse la tecla SET.
3. Con la tecla
o
, regule un valor "1H" a "9H"
para la longitud mínima de la superficie.
4. Con la tecla
seleccione el campo siguiente.
rasterpunten wordt de grootte van een rechthoekig
vlak vastgelegd. Enkel wanneer het bewegende
voorwerp precies even groot of groter is als dit ge-
definieerde vlak, treedt een alarm in werking.
1. Selecteer "Trigger Size" met de toets
2. Druk op de toets SET.
of
.
3. Stel met de toets
"1H" en "9H" voor de minimale breedte van het
vlak.
4. Spring met de toets
veld.
5. Stel met de toets
"1V" en "9V" voor de minimale hoogte van het
vlak.
6. Druk op de toets SET.
of
.
Met "Delay" stelt u de vertragingstijd in waarmee op
een beweging moet worden gereageerd. Het instel-
of
.
bereik bedraagt 0 tot 5 seconden.
1. Selecteer "Delay" met de toets
2. Druk op de toets SET.
3. Stel met de toets
4. Druk op de toets SET.
Onder "Activity Hold" kan u de duur van een alarm
instellen dat via de geïntegreerde bewegingssensor
werd geactiveerd. Het instelbereik ligt tussen 1 tot
99 sec.
1. Selecteer "Activity Hold" met de toets
2. Druk op de toets SET.
of
.
3. Stel met de toets
4. Druk op de toets SET.
of
.
Via de functie "Grids Display" kan u de bereiken
bepalen die voor de bewegingsdetectie relevant zijn.
Een camerabeeld wordt hiervoor ingedeeld in een
raster van 16 x 16 velden. Voor elk van deze 256 vel-
den kan worden vastgelegd of er voor de bewe-
of
.
gingsdetectie rekening mee moet worden gehouden.
1. Selecteer met de toets
2. Druk op de toets SET.
Via het camerabeeld wordt nu een raster van
16 x 16 punten vastgelegd. Een zichtbaar raster-
punt betekent dat dit beeldbereik voor de bewe-
gingsdetectie relevant is. De rasterpunten wor-
5. Con la tecla
para la altura mínima de la superficie.
6. Pulse la tecla SET.
"Delay" determina la duración de temporización
con la cual debe reaccionar a un movimiento. El
reglaje es de 0 segundos a 5 segundos.
1. Con la tecla
2. Pulse la tecla SET.
3. Con la tecla
4. Pulse la tecla SET.
En "Activity Hold" puede seleccionar la duración
para la cual una alarma conectada vía el detector de
movimiento integrado debe estar mantenida: el
reglaje es de 1 segundo a 99 segundos.
1. Con la tecla
2. Pulse la tecla SET.
3. Con la tecla
4. Pulse la tecla SET.
Vía la función "Grids Display", es posible determi-
nar las zonas de imagen importantes para la detec-
ción de movimientos. Una imagen de cámara está
dividida en un cuadro de 16 x 16 campos. Para cada
uno de los 256 campos, puede fijar si debe ser
tenido en cuenta para la detección de movimientos.
1. Con la tecla
2. Pulse la tecla SET.
Un cuadro de 16 x 16 puntos se pone en la ima-
gen de la cámara, un punto de cuadro visible si-
gnifica que esta zona de imagen es importante
para la detección de movimientos. Estos puntos
se regulan línea por línea. La flecha al borde iz-
quierdo de la imagen indica la línea actualmente
que debe regular.
3. Con la tecla
modificar. El estado de los 16 puntos en esta
línea está señalado también por los LEDs en-
cima de las 16 teclas numeradas. Un LED que
brilla significa que el punto correspondiente está
sensibilizado para la detección de movimientos.
El estado de cada punto puede estar cambiada
directamente vía la tecla numerada correspon-
diente. A más, es posible de activar todos los
of
.
of
een waarde in tussen
naar het volgende invoer-
of
een waarde in tussen
of
.
of
een waarde in.
of
.
of
een waarde in.
of
"Grids Display".
o
, regule un valor "1 V" a "9 V"
o
seleccione " Delay ".
o
, regule un valor.
o
seleccione "Activity Hold".
o
, regule un valor.
o
, seleccione "Grids Display".
o
, seleccione la línea que debe
den per lijn ingesteld. Daarbij duidt de pijl aan de
linker rand van het beeld op de momenteel in te
stellen lijn.
3. Selecteer met behulp van de toets
sterlijn die moet worden gewijzigd. De toestand
van de 16 rasterpunten in deze rij wordt boven-
dien met de LED's boven de 16 cijfertoetsen
weergegeven. Een oplichtende LED betekent dat
het overeenkomstige rasterpunt gevoelig is voor
de bewegingsdetectie. De toestand van elk af-
zonderlijk rasterpunt kan u nu individueel rechts-
treeks wijzigen via de betreffende cijfertoets. Bo-
vendien bestaat de mogelijkheid om alle
rasterpunten van de huidige rij met de toets SET
te activeren of met de toets 2nd uit te schakelen.
4. Indien de gewenste rasterpunten voor deze ca-
mera-instelling op bewegingsdetectie zijn gesen-
sibiliseerd, ga dan met de toets MENU terug naar
het bovengeschikte menu "Dynamic Scene Sen-
sing Setup".
Opmerking: Indien tijdens de instelling van de ras-
terpunten een wijziging optreedt in het
gevoelig gemaakte bereik van het ca-
merabeeld, dan knippert het frame rond
het camerabeeld. Hierdoor kan u het
bewegingsdetectiebereik rechtstreeks
controleren.
De instellingen gelden telkens enkel voor de gese-
lecteerde configuratie ("Mode 1" of "Mode 2") van de
geselecteerde camera. Voor een andere camera of
configuratie selecteert u deze onder "Camera" resp.
"Mode" en herhaalt u overeenkomstig de stappen 1
tot 4.
Om de pagina te verlaten, springt u met de toets
MENU terug naar het hoofdmenu.
puntos de la línea en curso pulsando en la tecla
SET, o de desconectarlas pulsando en la tecla
2nd.
4. Si los puntos deseados están sensibilizados,
para este reglaje de cámara en detección de mo-
vimientos, vuelva con la tecla MENU en el menú
superior "Dynamic Scene Sensing Setup".
Ojo: si una modificación se produce en la zona sen-
sibilizada de la imagen durante el reglaje de
los puntos, el cuadro alrededor de la imagen
parpadea. Esto permite el control directo du-
rante la selección de la zona de captura de mo-
vimientos.
Estos reglajes valen únicamente para la configura-
ción seleccionada "Mode 1" o "Mode 2" de la cámara
elegida. Para otra cámara o configuración, selecció-
nela en "Camera" o "Mode" y repita las etapas 1 a 4.
Para salir de la página, vuelva al menú principal con
la tecla MENU.
8.10 Punto 9: "Unit Option"
En la página "UNIT OPTION", los reglajes generales
para el mando, las características de las imágenes
y la seguridad en contra utilizaciones no autoriza-
das, pueden ser efectuadas. A más, el protocolo de
alarma y el conjunto de los reglajes del multiplexor
pueden ser reinicializados.
UNIT OPTION
Password:
OFF
Enter new code:
* * * *
Re-enter code:
* * * *
Unit Number:
001
Factory Reset:
NO
Key Lock
OFF
Alarm History List:
Communication:
Picture Setup:
Playback Format:
OWN
Con "Password", la protección por clave está ac-
tivada ("ON") o no ("OFF"). Cuando está activada, la
clave está pedida cuando seleccione el menú de
NL
B
of
de ra-
E
69