Mits anders aangegeven in de
handleiding van de machine, gaat u volgt
te werk om de olie te verversen:
1. Zet de machine horizontaal.
2. Reinig de zone rond de vuldop en schroef
de dop met de peilstik los (afb. 6.A).
3. Steek de spuitmond van de voorziene
spuit (afb. 6.B) volledig in de tank van
de olie en zuig alle inhoud op.
4. Vul met verse olie (par. 5.1.1).
6.4 REINIGING VAN DE GELUIDDEMPER
EN VAN DE MOTOR
De geluiddemper moet schoongemaakt
worden terwijl de motor koud is.
• Verwijder alle resten en vuil waardoor brand
kan ontstaan met een straal perslucht van
de geluiddemper en van zijn beveiliging.
• Zorg ervoor dat de luchtinlaten voor de
koeling niet verstopt zijn (afb. 7.A).
• Wrijf met een spons (afb. 7.B) gedrenkt
in water en schoonmaakproduct
over de plastic onderdelen.
6.5 ONDERHOUD VAN DE LUCHTFILTER
1. Reinig de zone rond de afdekking
(afb. 8.A) van de filter.
2. Neem de afdekking weg (afb. 8.A) door
de schroef erboven los te draaien.
3. Verwijder het filterelement (afb. 8.B + 8.C).
4. Verwijder de voorfilter (afb. 8.C)
uit het patroon (afb. 8.B).
5. Klop het patroon (afb. 8.B) tegen een hard
oppervlak en blaas perslucht vanuit de
binnenkant om stof en resten te verwijderen.
6. Spoel de sponzen voorfilter (afb. 8.C)
met water en schoonmaakproduct en
laat in open lucht drogen.
BELANGRIJK Gebruik geen water,
benzine, reinigingsproducten of andere
producten om het patroon te reinigen.
BELANGRIJK De sponzen voorfilter
(afb. 8.C) mag NIET geolied worden.
1. Verwijder stof en resten aan de binnenkant
van de zitting van de filter (afb. 8.D), zorg
ervoor om de aanzuigleiding met een vod
af te dichten (afb. 8.E) om te vermijden
dat die in de motor binnendringen.
2. Verwijder de vod (afb. 8.E) , plaats het
filterelement (afb. 8.C + 8.B) in zijn zitting en
monteer de afdekking (afb. 8.A) opnieuw.
6.6 CONTROLE EN ONDERHOUD
VAN DE BOUGIE
1. Demonteer de bougie (afb. 9.A)
met een stiftsleutel (afb. 9.B).
2. Reinig de elektroden (afb. 9.C) met
een metalen borstel om eventuele
koolstofaanslag weg te nemen.
3. Controleer de correcte afstand
tussen de elektroden (0,6 - 0,8 mm)
met een diktemeter (afb. 9.D).
4. Monteer de bougie (afb. 9.A) opnieuw en zet
stevig vast met een stiftsleutel (afb. 9.B).
Vervang de bougie als de elektroden verbrand
zijn of als de keramiek kapot of gebarsten is.
Brandgevaar! De startinstallatie
niet controleren als de bougie niet
in zijn zitting aangeschroefd is.
BELANGRIJK Gebruik uitsluitend
bougies van het aangegeven type (zie
Tabel met technische gegevens).
8