rood
rood
35
Aansluiting afstandsbediening
Het aansluiten van andere dan de voorgeschre-
ven Enraf-Nonius afstandbedieningen kan de
veiligheid van de patiënt en de goede werking
van het apparaat nadelig beïnvloeden en is der-
halve niet toegestaan. Zodra een afstandsbediening
aangesloten is, kan de patiëntenstroom alleen nog op
de afstandsbediening ingesteld worden.
Als een afstandsbediening aangesloten wordt tijdens
een behandeling zal de stroom uit veiligheids-
overwegingen automatisch uitzwellen.
36
Aansluiting patiëntenkabel
Aansluiting voor de bijgeleverde twee-aderige
patiëntenkabel. Via deze aansluiting kan ook een
Vacotron 360/560 voor gebruik met vacuumelek-
troden of een Sonopuls 590 voor combinatietherapie
aangesloten worden.
zwart
zwart
AANWIJZINGEN BIJ BEHANDELING
Plaatsen van de elektroden
Spoel voor het gebruik de sponsjes goed uit met water
dat op lichaamstemperatuur is gebracht. Plaats de
plaatelektroden in de sponsjes. Ook bij gebruik van een
Vacotron dient u sponsjes te gebruiken. Alleen goed
bevochtigde sponsjes zorgen voor een correcte stroom-
overdracht op de huid. Te droge sponsjes kunnen aan-
leiding geven tot irritatie, te natte sponsjes daarente-
gen kunnen lekstromen veroorzaken.
Voorzichtig: Een elektrode mag in geen geval direkt
contact met de huid maken. Gebruik altijd de bij-
geleverde sponsjes. Huiduitslag of kleine puistjes moe-
ten met vaseline worden afgedekt. De plaatelektroden
met sponsjes dienen door middel van de bijgeleverde
fixatiebanden op de huid gefixeerd te worden. Het aan-
brengen van zuigelektroden wordt beschreven in de
bedienings-handleiding van de Vacotron.
Dosering
Bij inachtneming van de hier volgende richtlijnen wor-
den de negatieve bijwerkingen van de galvanische ef-
fecten zoveel mogelijk voorkomen.
Bij de dosering dient het stadium van het ziektebeeld
als leidraad. Dit houdt meestal in dat in een acuut sta-
dium met korte intervallen en een lage dosering be-
handeld wordt. Chronische klachten daarentegen kun-
nen meestal met een hogere dosis, en langere inter-
vallen worden behandeld, waarbij ook een groter aan-
tal behandelingen nodig kan zijn.
Bij het instellen van de stroom zijn de doelstelling
van de behandeling en de reactie van de patiënt al-
tijd maatgevend.
Stroomdichtheid
De norm IEC 60601-2-10 adviseert een stroomdichtheid
van 2 mA per cm
2
niet te overschrijden.
Voor elke elektrode kan de aanbevolen maximum ef-
fectieve patiëntenstroom berekend worden door het
contactoppervlak (in vierkante centimeters) te verme-
nigvuldigen met 2. Let er op dat de elektroden zo ge-
plaatst worden dat er, over het hele oppervlak, goed
contact is met de huid.
N.B. Het gebruik van kleine elektroden in combinatie
met een hoge intensiteit kan huidirritatie of zelfs brand-
wonden ten gevolge hebben.
Bij het instellen van de stroom is de reactie van de
patiënt echter altijd maatgevend.
9