nl
NEDERLANDS
24 Eindaanslagschroef aan de zaagtafel
25 Aanslaggeleidingsprofiel
26 Parallelle aanslag
27 Kartelmoeren voor de fixatie van de profielrails
28 Profielrails van de parallelle aanslag
29 Vergrendelarm van de parallelle aanslag
30 Aanslagschroeven
31 Tafelverbreding / -verlenging
32 Instelwiel voor de spanning van het zaaglint
33 Weergave voor de zaaglintspanning
34 Snelontspanhendel (voor het ontspannen van
het zaaglint)
35 Dwarse aanslag
36 Klemhendel aan de dwarse aanslag
37 Instelwiel (hoogte-instelling van de bovenste
lintgeleider)
38 Klemschroef (hoogte-instelling van de
bovenste lintgeleider)
39 Bovenste lintgeleider
40 Instelwiel voor aandrijfriemspanning
41 Stofbeschermingsrichel
42 Klemschroef (voor de hoek van het bovenste
lintzaagwiel)
43 Instelwiel voor de hoek van het bovenste
lintzaagwiel
44 Bovenste steunrol
45 Schroeven voor de bovenste steunrol
46 Bovenste geleidingsrol
47 Schroef voor de bovenste geleidingsrol
48 Onderste steunrol
49 Schroeven voor de onderste steunrol
50 Onderste geleidingsrol
51 Schroef voor de onderste geleidingsrol
6. Uitpakken, plaatsen, montage
en transport
6.1 Uitpakken
Zaag met behulp van een tweede persoon
uitpakken en transporteren.
De zaag niet aan de bovenste
zaaglintbescherming (6) optillen of transporteren.
6.2 Zaag bevestigen
Voor een veilige stand moet de zaag op een
stevige ondergrond worden vastgezet.
Bevestigen op een onderstel:
De optimale werkhoogte en stabiliteit biedt het
onderstel (17), dat reeds is voorbereid voor de
montage van de zaag.
Let op!
Breng het onderstel correct aan op de zaag:
Als de bediener - in de werkpositie - voor de zaag
staat, moet zich de in hoogte verstelbare voet (20)
van het onderstel rechts voor bevinden.
De montage-instructies van het onderstel vindt u
op de een-na-laatste pagina van deze
gebruiksaanwijzing.
Bevestigen op een werkbank:
1. De ondergrond is voorzien van 4 boorgaten.
2. Steek de schroeven van bove door de
basisplaat van de zaag en draai ze vast.
6.3 Zaagtafel monteren
1. Zaagtafel (14) boven de lintzaag brengen en
op de zaaggeleiding leggen.
2. Zaagtafel met elk vier schroeven (22) en
schijven aan de zaagtafelgeleiding bevestig.
Echter niet te stevig vastdraaien, eerst de
zaagtafel uitlijnen (zie hoofdstuk 6.4).
6.4 Zaagtafel uitlijnen
De zaagtafel moet in twee vlakken uitgelijnd
worden.
– zijwaarts, zodat het zaaglint precies in het
midden van het inlegprofiel loopt;
– loodrecht op het zaaglint.
Zaagtafel zijwaarts uitlijnen
Gevaar!
Ook bij een stilstaand zaaglint bestaat er nog
gevaar voor snijwonden. Gebruik voor het
losmaken en aantrekken van de
bevestigingsschroeven een gereedschap, dat
26
uw hand een voldoende afstand tot het
zaaglint mogelijk maakt.
1. Zaagtafel (14) zo uitlijnen, dat het zaaglint
zich in het midden van het inlegprofiel (15)
bevindt.
2. De vier bevestigingsschroeven (22) vast
draaien.
Zaagtafel loodrecht uitlijnen
1. Breng de bovenste lintgeleider (39) helemaal
naar boven. (Details zie hoofdstuk 9.1).
2. Zaaglintspanning controleren. (Details zie
hoofdstuk 8.2).
3. Beide vergrendelarmen (21) los maken.
4. Door het instelwiel (23) te draaien de
zaagtafel (14) horizontaal instellen - tot aan de
aanslag verder draaien.
5. Beide vergrendelarmen (21) weer vast
maken.
6. Controleer met behulp van een hoek of de
zaagtafel in een rechte hoek op het zaaglint
staat.
Als de zaagtafel niet in een rechte hoek op het
zaaglint staat, dient u de eindaanslagschroef (24)
als volgt in te stellen:
1. Beide vergrendelarmen (21) los maken.
2. Met een zeskantsleutel de eindaanslagschroef
(24) door het boorgat (13) in de zaagtafel
linksom draaien.
3. Met behulp van een hoek de zaagtafel haaks
ten opzichte van het zaagband uitrichten en
beide klemhendels (21) weer aantrekken.
4. Met een binnenzeskantsleutel de
eindaanslagschroef (24) door het boorgat
(13) in de zaagtafel rechtsom draaien, totdat
de eindaanslagschroef (24) de zaagbehuizing
net raakt.
6.5 Draaggrepen monteren
De beide draaggrepen (9) met de meegeleverde
schroeven stevig vast draaien.
6.6 Aanslaggeleidingsprofiel monteren
Bevestig het aanslaggeleidingsprofiel (25) met
vier vleugelschroeven en sluitringen aan de
zaagtafel.
6.7 Parallelle aanslag monteren
De parallelle aanslag (26) kan zowel links alsook
rechts van het zaaglint gemonteerd worden.
Mocht de parallelle aanslag van één kant op de
andere worden gezet, zo moet de profielrail (28)
aan de andere kant worden aangebracht.
Parallele aanslag vastklemmen
1. Parallelle aanslag in de achterste tafelrand
inhaken.
2. Parallelle aanslag voren op het
aanslaggeleidingsprofiel (25) zetten.
3. Parallelle aanslag door het omlaag drukken
van de vergrendelarmen (29) fixeren.
Profielrails aan de andere kant monteren
1. Kartelmoeren (27) eraf schroeven.
2. Profielrails (28) samen met de
bevestigingsschroeven verwijderen.
3. Profielrails (28) samen met de
bevestigingsschroeven aan de andere kant
bevestigen.
4. Kartelmoeren (27) erop zetten en vastdraaien.
6.8 Tafelverbreding / -verlenging
monteren
De tafelverbreding / -verlenging (31) kan zowel
rechts alsook achter aan de zaagtafel (14)
gemonteerd worden.
1. Aanslagschroeven (30) aan de geleidingsrails
van de tafelverbreding / -verlenging eruit
draaien.
2. Geleidingsrails helemaal in de opnames onder
de zaagtafel schuiven.
3. Aanslagschroeven (30) weer stevig in de
geleidingsrails vastdraaien.
4. Tafelverbreding / -verlenging in de gewenste
positie schuiven en met de kartelmoeren
fixeren.
6.9 Transport
Bovenste lintgeleider (39) helemaal naar boven
brengen. (Details zie hoofdstuk 9.1).
Schroef uitstekend toebehoor los.
De zaag niet aan de veiligheidsvoorzieningen
optillen of transporteren.
Transporteer de zaag met de hulp van een tweede
persoon.
De zaag aan de transportgrepen (9) kantelen en
vervolgens op de transportwielen (19) weg rijden.
7. Het apparaat in detail
Opmerking:
In dit hoofdstuk worden de belangrijkste
bedieningselementen van de machine
voorgesteld.
De correcte omgang met de machine is
beschreven in het hoofdstuk "Bediening". Lees het
hoofdstuk "Bediening" voor u de machine voor de
eerste keer in gebruik neemt.
Aan-/uit-schakelaar
Inschakelen = op de groene schakelaar (2)
drukken.
Uitschakelen = op de rode schakelaar (3)
drukken.
Herstartbeveiliging: Als de spanning wegvalt, dan
slaat er een minimumspanningsrelais aan. Zo
wordt verhinderd dat de zaag vanzelf gaat draaien
als er weer spanning is. Voor het hernieuwde
inschakelen moet de groene aan-schakelaar
opnieuw ingedrukt worden.
Draaisluiting deur van de behuizing
Met de draaisluiting (5) opent en sluit u de deur van
de behuizing.
Bovenste/onderste deur van de behuizing openen:
1. Draai de draaisluiting (5) meerdere keren
linksom.
Deur van de behuizing wordt een beetje
geopend. De deurzekering wordt geactiveerd
en schakelt de motor uit.
Gevaar door vrij liggende zaaglinten
en lintzaagwielen!
Als de motor na het openen van de deur niet
wordt uitgeschakeld of de deur onmiddellijk
openspringt, is de deurzekering of het
sluitsysteem defect. Stel de zaag buiten
werking en laat deze repareren door de
servicevestiging in uw land.
2. Draai de draaisluiting (5) verder linksom.
De deur van de behuizing wordt volledig
geopend.
Bovenste/onderste deur van de behuizing sluiten:
Druk de deur van de behuizing aan en draai de
draaisluiting (5) rechtsom tot de deur van de
behuizing correct sluit.
Instelwiel voor zaaglintspanning
Met het instelwiel (32) kunt u de spanning van het
zaaglint indien nodig corrigeren. (Details zie
hoofdstuk 8.2).
Snelontspanhendel
Met de snelontspanhendel (34) kan het zaaglint
worden ontspannen, bijv. voor het vervangen van
het zaaglint.
Instelwiel voor de hoek van het bovenste
lintzaagwiel (loop van het zaaglint instellen)
Met het instelwiel (43) kunt u de hellingshoek van
het bovenste lintzaagwiel indien nodig
veranderen. Door de hellingshoek te wijzigen,
wordt het zaaglint zo uitgelijnd dat het precies
midden op het kunststof loopvlak van de
lintzaagwielen loopt. (Details zie hoofdstuk 10.2).
Toerentalregeling
Door het verplaatsen van de aandrijfriem kan de
lintzaag met twee snelheden (zie "Technische
gegevens") worden gebruikt. (Details zie
hoofdstuk 9.2).
Instelwiel voor aandrijfriemspanning
Met het instelwiel (40) kunt u indien nodig de
spanning van de aandrijfriem corrigeren. (Details
zie hoofdstuk 9.2).