HET BRANDSTOFFILTER REINIGEN
WAARSCHUWING: STRENG VERBODEN VOOR
ONTBRANDBARE MATERIALEN
Controle- en reinigingsinterval: Maandelijks (iedere 50 bedrijfsuren)
Zuigkop in brandstoftank
Controleer het brandstoffilter (A) regelmatig. Om het brandstoffilter te
controleren, volgt u de onderstaande stappen:
(1) Verwijder de brandstoftankvuldop en tap de brandstof af totdat de
brandstoftank leeg is. Controleer de binnenkant van de brandstoftank op
eventuele vreemde stoffen. Als u iets vindt, verwijdert u dit.
(2) Gebruik een draadhaak om de zuigkop uit de brandstofvulopening te
trekken.
(3) Als het brandstoffilter enigszins verstopt is, reinigt u het. Om het te
reinigen, schudt u het en tikt u ertegen in de brandstof. Om beschadiging
te voorkomen, knijpt u het niet uit en wrijft u er niet over. De brandstof die
is gebruikt voor het reinigen moet worden weggegooid volgens de methode
aangegeven in de regelgeving van uw land.
Als het brandstoffilter hard of ernstig verstopt is, vervangt u het.
(4) Na het controleren, reinigen of vervangen, steekt u het brandstoffilter op
de brandstofslang (B) en zet u hem vast met behulp van de slangklem (C).
Duw het brandstoffilter helemaal naar de bodem van de brandstoftank.
Een verstopt of beschadigd brandstoffilter kan leiden tot onvoldoende
brandstoftoevoer en minder motorvermogen. Vervang het brandstoffilter
ten minste iedere drie maanden om verzekerd te zijn van een goede
brandstoftoevoer naar de carburateur.
DE BRANDSTOFLEIDING VERVANGEN
LET OP: STRENG VERBODEN VOOR ONTBRANDBARE
MATERIALEN
Controle- en reinigingsinterval: Dagelijks (iedere 10 bedrijfsuren)
Vervanging: Jaarlijks (iedere 200 bedrijfsuren)
Vervang de brandstofleiding (A) ieder jaar, ongeacht de gebruiksfrequentie.
Brandstoflekkage kan brand veroorzaken.
Als tijdens de inspectie een lekkage wordt gevonden, vervangt u de
brandstofleiding onmiddellijk.
DE BOUTEN, MOEREN EN SCHROEVEN
INSPECTEREN
- Draai losse bouten, moeren, enz., weer vast.
- Controleer op brandstof- en olielekkage.
- Vervang beschadigde onderdelen door nieuwe voor een veilig gebruik.
DE ONDERDELEN REINIGEN
- Houd de motor altijd schoon.
- Houd de koelribben van de cilinder vrij van stof en vuil. Stof en vuil dat zich tussen de koelribben ophoopt, zal leiden tot het vastlopen van de
zuiger.
DE AFDICHTINGEN EN PAKKINGEN VERVANGEN
Nadat de motor uit elkaar is gehaald, moeten bij het weer in elkaar zetten altijd de afdichtingen en pakkingen worden vervangen door nieuwe.
Alle onderhouds- of aanpassingswerkzaamheden die niet in deze gebruiksaanwijzing zijn beschreven, mogen alleen worden uitgevoerd door
erkende servicecentra.
HET KETTINGWIEL INSPECTEREN
Controleer na iedere 50 bedrijfsuren het kettingwiel op slijtage. Vervang hem als
de slijtageplekken 0,3 mm of dieper zijn.
B
C
A
127
A
0,3 mm
0.3 mm