■
Procedure voor auto-adressering
Auto-adresseren stelt de installateur in staat om alle
apparaten toegankelijk te maken vanaf het paneel,
zonder eerdere configuratiehandelingen te moeten
uitvoeren op de apparaten tijdens de installatiefase
(fase apparaatverwerving).
Dit omvat aanzienlijke kosten- en tijdsbesparingen
voor de installateur aangezien het lusprogrammering-
stool, FC490ST, niet langer nodig is voor het handma-
tig toewijzen van de apparaatadressen.
Verder biedt de procedure voor auto-adresseren de
installateur de mogelijkheid om de geografische positie
van de apparaten op locatie te kennen of in te stellen
(fase apparaatmapping). De procedure voor auto-
adresseren maakt deel uit van het registratieproces van
lusapparaten in het FC501-paneel (zie het hoofdstuk
"Snelle startprocedure" in de installatiehandleiding).
Het registratieproces van de lusapparaten wordt door
de installateur geïnitialiseerd:
Druk op de toets 1 voor de modus PROGRAM-
1.
MEREN.
Voer de installateurpincode in (standaard is dit
2.
00000). Elk cijfer wordt gemaskeerd door een
*
sterretje (
).
Selecteer optie 1: AUTO.
3.
Als er een open circuit of een dubbel adres wordt gede-
tecteerd tijdens de inleerfase, toont het display van het
bedieningspaneel de instructies om dit op te lossen (ver-
wijs naar de installatiehandleiding voor meer informatie).
Nadat alle apparaten in een lus initialiseren, zal
4.
het paneel u vragen om het type toewijzing van
automatische zones te kiezen:
1 = volgens de lus
2 = gebaseerd op de adressen van de apparatuur
3 = niet toewijzen
Vervolgens zal het paneel u vragen om de trigger
5.
voor de alarmgever te kiezen:
1 = zonealarm
2 = paneelalarm
Wanneer u een optie selecteert, schakelt het
6.
paneel naar de resultatenpagina.
Druk op de ENTER-toets om de fase AUTO-
ADRESSEREN te activeren;
Of druk op ESC om naar de STORINGSPAGINA
te gaan (niet adresseerbare apparaten).
Elk adresseerbaar apparaat heeft standaard het adres
255; het brandpaneel identificeert het serienummer van
elk apparaat en wijst elk een adres aan van 1 tot 128.
Als het bedieningspaneel een apparaat vindt met een
ander adres dan het standaard adres (255), laat het
paneel de instelling van het adres over aan het apparaat.
NEDERLANDS
Het bedieningspaneel is nu gereed om te werken
(met de standaardprogrammering).
Als de installateur de fabrieksstandaard wilt wijzigen,
bijvoorbeeld om adres 1 in te stellen op detector 1 of
om adres 2 in te stellen op detector 2 enz.:
Druk op de ENTER toets zodat de brandmeldcen-
7.
trale de fase MAPPINGAPPARATEN initialiseert.
Eerste fase
In deze fase moet de installateur door het gebouw
8.
lopen en alle invoerapparaten in de juiste volgor-
de activeren: detectors, invoermodules, hand-
brandmelder; en vervolgens vóór de brandmeld-
centrale terugkeren.
Vermeldt de opeenvolging van de activering op de
9.
kaart van het systeem.
De brandmeldcentrale slaat de volgorde van de acti-
vering op (zelfs tijdelijk).
U kunt de OMHOOG- en OMLAAG-toetsen van
10.
de Gebruikersinterface gebruiken om te starten
met het onderzoek van het eerste geactiveerde
apparaat.
Selecteer het apparaat en het adres zal knip-
11.
peren, zodat u het adres kunt wijzigen.
Druk op ENTER om te bevestigen. Het adres zal
12.
worden vastgelegd.
Als de toets RECHTS is ingedrukt, kunt u scha-
13.
kelen naar de programmeerfase van het geselec-
teerde apparaat.
Uniek" in het tijdsveld duidt in het apparaat aan
welk type enkelvoudig aanwezig is over de lus.
Dus het is niet noodzakelijk het te activeren, want
de installateur weet waar het is.
Tweede fase
In deze fase kan de installateur de alarmgevers, de
bakens en de uitvoermodules onderzoeken.Wanneer een
installateur de lijst van vorige auto-adresseerbare appa-
raten scant en een enkel uitvoerapparaattype tegenkomt,
wordt dit apparaat actief (als een alarmgever afgaat, knip-
pert een zwaailicht, de led's van een uitgangsmodule
branden) totdat een nieuw apparaat wordt geselecteerd of
het permanente adres is ingevoerd.
Het inleerproces vindt niet plaats totdat alle
problemen in de lusbedrading zijn verholpen.
De
automatische
worden gebruikt wanneer er geproduceerd na
2010 -apparaten op de lus zijn, anders zal het
geen effect hebben.
Het mappingproces voor de apparatuur vindt niet
plaats totdat alle problemen met dubbele adres-
sen zijn verholpen.
Snelle installatiegids
adresseerprocedure
moet
47