9.2
Vu ilvanger reinigen
Uiterlijk aan het einde van het interval voor permanente ontgassing dient de
vuilvanger "ST" in de ontgassingsleiding "DC" te worden schoongemaakt. De
vuilvanger moet bovendien na het vullen of na langdurig gebruik worden
gecontroleerd.
1
Vuilvanger "ST"
1.
Druk op de "Stop"-knop op het bedieningspaneel van de besturing.
–
De Servitec werkt niet en de pomp "PU" wordt uitgeschakeld.
2.
Sluit de kogelklep die zich voor de vuilvanger "ST" (1) bevindt.
3.
Draai de kap met de vuilvanger-inzet langzaam los van de vuilvanger zodat
de resterende druk in het buissegment geleidelijk daalt.
4.
Trek de zeef uit de kap en spoel deze onder stromend water. Maak de zeef
schoon met een zachte borstel.
5.
Plaats de zeef terug in de kap, controleer de pakking op beschadiging en
draai ze weer in de behuizing van de vuilvanger "ST" (1).
6.
Open opnieuw de kogelklep die zich voor de vuilvanger "ST" (1) bevindt.
7.
Druk op de "Auto"-knop op het bedieningspaneel van de besturing.
–
De Servitec wordt ingeschakeld en de pomp "PU" draait.
Opmerking!
Maak ook andere geïnstalleerde vuilvangers schoon (bijvoorbeeld in
Fillset).
9.3
C o ntrole van systeemontgassing / bijvulontgassing
Controleer achtereenvolgens de systeemontgassing "SE" en de bijvulontgassing
"NE".
Druk op de besturingseenheid op de knop "Manual" om de handmatige modus
te selecteren. De LED "Auto" op het bedieningspaneel knippert als een visueel
signaal voor de handbediening. In de handbedieningsmodus worden de
systeemontgassing "SE" en de bijvulontgassing "NE" in- of uitgeschakeld.
Er worden tenminste telkens 10 cycli uitgevoerd met de modi "SE" en "NE". Het
gas moet worden verdrongen voordat de volgende cyclus begint. Controleer
vervolgens de volgende voorwaarden:
•
Bij koud water moet op de vacuümmeter "PI" een waarde van ca. -1 bar af
te lezen zijn.
•
De melding "Watertekort" mag niet worden weergegeven op het display
van de besturingseenheid.
Nadat de controle volledig uitgevoerd is, het apparaat weer op de automatische
bedrijfsmodus terugschakelen.
•
Knoppen "Wisseling vooruit / terug"
–
Selectie van "NE" of "SE".
•
Knop "Auto"
–
Terugkeren naar automatische
bedrijfsmodus.
9.4
Onderhoudscertificaat
De onderhoudswerkzaamheden werden uitgevoerd volgens de Reflex
handleidingen voor montage, bediening en onderhoud.
Da tum
S e rvicefirma
2.5 bar
NE▼*
SE▲*
010 u
*
Knipperende modus
"NE▼" of "SE▲" is
actief
Ha ndtekening
Opmerkingen
Vacuüm – sproei-ontgassing — 24.04.2020 - Rev. A
9.5
C o ntrole
9.5.1
Onder druk staande onderdelen
De desbetreffende nationale voorschriften voor de werking van drukapparatuur
moeten worden nageleefd. Vóór de controle van onder druk staande onderdel e n
dienen deze drukloos te worden gemaakt (zie "Demontage").
9.5.2
Controle vóór de inbedrijfstelling
In Duitsland is de wetgeving inzake industriële veiligheid, § 14 van toepassing, i n
het bijzonder § 14 (3) nr. 6. Deze voorschrift legt, voorafgaand aan de
inbedrijfstelling, een verplichting tot controle op (alleen van toepassing voor
PS V > 50 bar x liter). Dit geldt dus niet voor het apparaat. Speciale installaties
met speciale sproeibuizen kunnen in dit toepassingsgebied vallen, maar in dit
geval wordt erop gewezen bij de aflevering.
9.5.3
Controletermijnen
Aanbevolen maximale controletermijnen voor het gebruik in Duitsland volgens
§ 16 van de wetgeving inzake industriële veiligheid en indeling van de
drukvaten van het apparaat in diagram 2 van richtlijn 2014/68/EG, geldig met
strikte naleving van de Reflex instructies t.a.v. montage, bediening en
onderhoud.
E xterne controle:
Geen eis overeenkomstig bijlage 2, hoofdstuk 4, 5.8.
Interne controle:
Maximumtermijn overeenkomstig bijlage 2, hoofdstuk 4, 5 en 6; zo nodig dienen
geschikte alternatieve maatregelen te worden genomen (bijv. wanddiktemeting
en vergelijking met de specificaties van het ontwerp; deze kunnen worden
verkregen bij de fabrikant).
S terktetest:
Maximumtermjn overeenkomstig bijlage 2, hoofdstuk 4, 5 en 6.
Daarnaast dient de wetgeving inzake industriële veiligheid § 16, met name § 16
(1) in combinatie met § 15 en in het bijzonder bijlage 2, hoofdstuk 4, 6.6 alsmede
bijlage 2, hoofdstuk 4, 5.8 in acht te worden genomen.
De werkelijke termijnen dienen te worden bepaald door de eigenaar/exploitant
aan de hand van een veiligheidsbeoordeling, rekening houdend met de reële
bedrijfsomstandigheden, de kennis van bediening en voedingsmateriaal en de
nationale regelgeving betreffende de werking van de drukapparatuur.
10
De m ontage
GEVAAR
L evensbedreigend letsel door elektrische schokken
In delen van de printplaat in het apparaat kan een spanning van 230 V aanwezig
zijn, ofwel de stekker losgekoppeld is van de voeding.
•
Koppel de besturingseenheid van het apparaat volledig los van het
stroomnet, voordat u de afdekkappen verwijdert.
•
Controleer of de printplaat spanningsvrij is.
VOORZICHTIG
Ve rbrandingsgevaar
Ontsnappend heet medium kan brandwonden veroorzaken.
•
Houd een veilige afstand tot het ontsnappende medium.
•
Draag geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen (handschoenen,
veiligheidsbril).
VOORZICHTIG
Ge vaar voor verbranding door hete oppervlakten
In verwarmingsinstallaties kunnen brandwonden worden veroorzaakt als gevolg
van hoge oppervlaktetemperaturen.
•
Wacht tot deze hete oppervlakken voldoende afgekoeld zijn of draag
beschermende handschoenen.
•
De eigenaar dient desbetreffende waarschuwingsborden in de buurt van
het apparaat te plaatsen.
VOORZICHTIG
Ka ns op letsel door uitstromende vloeistof die onder druk staat
Bij foutieve montage of ondeskundig onderhoud kunnen brandwonden en
andere verwondingen worden veroorzaakt aan de aansluitingen, wanneer uit
onder druk staande plotseling heet water of stoom uitstroomt.
•
Zorg voor een veilige een deskundige demontage.
•
Zorg dat de installatie niet onder druk staat voordat u werkzaamheden
i.v.m. demontage uitvoert.
Demontage
Nederlands — 79