INSTALLATIE
!
De controller is voorzien van een voedingskabel met
drie draden en een stekker van het internationaal
goedgekeurde
type.
voedingskabel en steek de stekker in een geaard
contactstop
om
elektrische
voorkomen. In de controller ontwikkelen zich hoge
spanningen die zware beschadigingen of de dood
kunnen veroorzaken. Alvorens installatie- of onder-
houdswerk-zaamheden uit te voeren, de controller
van de contactstop afkoppelen.
OPMERKING
De controller kan op een tafel of in een speciaal rack worden
geïnstalleerd. In ieder geval moet de koellucht vrij rondom het
apparaat kunnen circuleren. De controller mag niet
geïnstalleerd en/of gebruikt worden in ruimten die blootgesteld
zijn aan de weersomstandigheden (regen, vorst, sneeuw), stof,
agressieve gassen, of in ruimten met explosiegevaar of zeer
hoog brandgevaar.
Tijdens
de
werking
omgevingscondities aanwezig zijn:
•
temperatuur: van 0 °C tot +40 °C
•
relatieve vochtigheid: 0 - 95%
(niet condenserend).
Gebruik voor aansluiting van de controller op de pomp
de speciale kabel van de controller.
Voor de overige aansluitingen en de installatie van de
accessoires wordt verwezen naar het hoofdstuk "Technical
Information".
GEBRUIK
In
deze
paragraaf
bedieningswijzen uitgelegd. Voor meer informatie of
procedures die aansluitingen of speciale opties
betreffen wordt verwezen naar de paragraaf "Use"
van de bijlage "Technical Informations". Breng,
alvorens de controller in gebruik te nemen, alle
elektrische en pneumatische aansluitingen tot stand
en raadpleeg hiervoor de handleiding van de aan te
sluiten pomp.
!
De Indien de pomp op een tafel is geplaatst,
controleren of deze stabiel staat om letsel aan
personen
en
schade
voorkomen. Laat de pomp nooit werken zonder dat
de ingangsflens aan het systeem is gekoppeld of de
afsluitflens is gesloten.
GEVAAR!
Gebruik
altijd
ontladingen
moeten
de
volgende
worden
de
voornaamste
GEVAAR!
aan
het
apparaat
De connector J1 moet met zijn jumper aangesloten blijven als
geen externe aansluiting tot stand wordt gebracht. De pre-
vacuümpomp en de Turbo-V pomp mogen beide gelijktijdig
ingeschakeld zijn.
deze
Bedieningsorganen, controlelampjes en
connectoren van de controller
te
Hier volgt de beschrijving van het bedieningspaneel van de
controller en van de doorverbindingspanelen. Voor meer
informatie wordt verwezen naar het hoofdstuk "Technical
Information".
1. Drukknop voor selectie van de bedrijfswijze LOW
SPEED. Is alleen actief wanneer de bedrijfswijze op het
frontpaneel wordt geselecteerd. Door de knop een maal
in te drukken, draait de pomp op circa 2/3 van de
nominale snelheid. Door de knop opnieuw in te drukken,
wordt LOW SPEED geïnactiveerd.
2. Drukknop voor het zenden van de sturingen START,
STOP of REST. Is alleen actief wanneer de bedrijfswijze
op het frontpaneel wordt geselecteerd. Door de knop een
maal in te drukken wordt de startfase geactiveerd; door
de knop opnieuw te bedienen wordt de pomp gestopt.
Als de pomp automatisch is gestopt ten gevolge van een
storing, moet deze knop een eerste maal worden
bediend om de controller te resetten en een tweede maal
om de pomp weer op te starten.
3. Drukknop voor weergave op het display van de
parameters cycle number, cycle time en pump life.
4. Drukknop voor weergave op het display van de
parameters pump current, pump power, rotational speed,
temperatuur onderste lager, temperatuur bovenste lager,
motortemperatuur en bekrachtigings-frequentie. Is altijd
actief, onafhankelijk van de gekozen bedrijfswijze. Door
drukknoppen 3 en 4 gelijktijdig gedurende ten minste 2
seconden in te drukken, wordt een programma gestart
te
waarmee enkele bedrijfsparameters kunnen worden
geprogrammeerd.
5. Alfanumeriek display met vloeibare kristallen (LCD):
puntjespatroon, 2 lijnen x 24 karakters.
Frontpaneel van de controllers
22
GEBRUIKSAANWIJZINGEN
OPMERKING
969-9491 en 969-9591
87-900-855-01 (B)