Thermische Bescherming; Installatie; Inrichting; Wijzen Van Ophijsen Van De Lasmachine - Telwin Supermig 480 Serie Manual De Instrucciones

Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles
  • MX

Idiomas disponibles

  • MEXICANO, página 21
4.2 THERMISCHE BESCHERMING (Fig. B-5, C-2)
De seinlamp thermostatische bescherming gaat aan bij een oververhitting waarbij de
uitgang van het vermogen onderbroken wordt; het herstel gebeurt automatisch na
enkele minuten van koeling.
4.3 BESCHERMING VOOR ONVOLDOENDE DRUK VAN HET KOELCIRCUIT
WATER (FIG. B-6)
De lamp gaat aan bij een onvoldoende druk van het circuit voor de waterkoeling. In
deze situatie geeft de lasmachine geen vermogen.

5. INSTALLATIE

_____________________________________________________________________________________________________________________
OPGELET! ALLE OPERATIES VAN INSTALLATIE EN ELEKTRISCHE
AANSLUITINGEN UITVOEREN MET DE LASMACHINE VOLLEDIG
UITGESCHAKELD EN LOSGEKOPPELD VAN HET VOEDINGSNET.
DE ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN MOETEN UITSLUITEND UITGEVOERD
WORDEN DOOR ERVAREN OF GEKWALIFICEERD PERSONEEL.
_____________________________________________________________________________________________________________________
5.1 INRICHTING (FIG. D)
De lasmachine uitpakken, de montage van de losgemaakte gedeelten bevat in de
verpakking uitvoeren.

5.2 WIJZEN VAN OPHIJSEN VAN DE LASMACHINE

Alle lasmachines beschreven in deze handleiding zijn voorzien van hijssystemen.

5.3 PLAATSING VAN DE LASMACHINE

De plaats van installatie van de lasmachine identificeren zodanig dat er zich geen
hindernissen bevinden ter hoogte van de opening van de ingang en de uitgang van de
koellucht (geforceerde circulatie middels ventilators, indien aanwezig); tegelijkertijd
controleren of er geen geleidend stof, corrosieve dampen, vocht, enz. aangezogen
worden.
Minstens 250mm ruimte vrijhouden rond de lasmachine.
_____________________________________________________________________________________________________________________
OPGELET! De lasmachine plaatsen op een horizontaal oppervlak met een
adequaat draagvermogen voor het gewicht teneinde de kanteling of gevaarlijke
verplaatsingen te voorkomen.
_____________________________________________________________________________________________________________________

5.4 AANSLUITING OP HET NET

5.4.1 Waarschuwingen

- Voordat men gelijk welke elektrische aansluiting uitvoert, moet men verifiëren of de
gegevens van de kentekenplaat overeenstemmen met de spanning en de frequentie
van het net die beschikbaar zijn op de plaats van installatie.
- De lasmachine moet uitsluitend aangesloten worden op een voedingssysteem met
een neutraalgeleider verbonden met de aarde.
- Teneinde te voldoen aan de vereisten van de Norm EN 61000-3-11 (Flicker) raadt
men aan de lasmachine te verbinden met de punten van interface van het
voedingsnet die een impedantie hebben kleiner dan Zmax =0.02 ohm.
- De lasmachine valt onder de vereisten van de norm IEC/EN 61000-3-12.

5.4.2 Stekker en contact

Een genormaliseerde stekker, (3P + T) met een adequaat vermogen met de
voedingskabel verbinden en een contact van het net voorinstellen uitgerust met
zekeringen of een automatische schakelaar; een speciale terminal van de aarde moet
verbonden worden met de aardegeleider (geel-groen) van de voedingslijn. De tabel
(TAB.1) geeft de aanbevolen waarden in ampères van de vertraagde zekeringen van
de lijn gekozen op basis van de max. nominale stroom verdeeld door de lasmachine en
van de nominale voedingsspanning.
5.4.3 Verandering spanning (FIG. E)
Voor de operaties van verandering van spanning moet men naar de binnenkant van de
lasmachine gaan, het paneel wegnemen en het klemmenbord verandering spanning
zodanig voorinstellen dat er een overeenstemming is tussen de verbinding aangeduid
op de desbetreffende kentekenplaat en de beschikbare spanning van het net.
Het paneel zorgvuldig terug monteren en hierbij gebruik maken van de desbetreffende
schroeven.
Opgelet! De lasmachine wordt in de fabriek vooringesteld op de hoogste
beschikbare spanning van de gamma, voorbeeld:
U 400V Ü
In de fabriek vooringestelde spanning.
1
_____________________________________________________________________________________________________________________
OPGELET! Het niet in acht nemen van de voornoemde regels maakt het door
de fabrikant voorzien veiligheidssysteem inefficiënt (klasse I) met daaruit
volgende zware risico's voor de personen (vb. elektroshock) en voor de dingen
(vb. brand).
_____________________________________________________________________________________________________________________
5.5 VERBINDINGEN VAN HET LASCIRCUIT (FIG. F)
_____________________________________________________________________________________________________________________
OPGELET! VOORDAT MEN DE VOLGENDE VERBINDINGEN UITVOERT,
MOET MEN CONTROLEREN OF DE LASMACHINE UITGESCHAKELD IS EN
LOSGEKOPPELD IS VAN HET VOEDINGSNET.
De Tabel (TAB. 1) geeft de aanbevolen waarden voor de laskabels (in mm ) op basis
van de maximum stroom verdeeld door de lasmachine.
_____________________________________________________________________________________________________________________

5.5.1 Verbinding met de gasfles

Gasfles laadbaar op het steunvlak fles van de lasmachine: max 60kg.
- De drukreductor vastdraaien op de klep van de gasfles en hierbij de speciale reductie
tussenplaatsen die als accessoire wordt geleverd, wanneer gas Argon of een
mengsel Argon/CO wordt gebruikt.
2
- De ingangsbuis van het gas verbinden met de reductor en het strookje in dotatie
vastzetten.
- De beslagring voor de regeling van de drukreductor loszetten voordat de klep van de
gasfles geopend wordt.

5.5.2 Verbinding met de draadvoeder

- De verbindingen met de draadvoeder (achterste paneel) uitvoeren:
- kabel lasstroom met de snapmofverbinding (+);
- bedieningskabel met de desbetreffende connector.
- Erop letten dat de connectors goed vastgedraaid zijn teneinde verhittingen en verlies
van efficiëntie te voorkomen.
- De gasbuis afkomstig van de drukreductor van de gasfles aansluiten en vastdraaien
met de strook in dotatie.

5.5.3 Verbinding retourkabel van de lasstroom

- Moet verbonden worden met het te lassen stuk of met de metalen bank waarop het
steunt, zo dicht mogelijk bij de koppeling in uitvoering.
- Deze kabel moet verbonden worden met de klem met het symbool (-).
5.5.4 Verbinding toorts
- De toorts in de desbetreffende connector steken en hierbij met de hand de beslagring
van blokkering tot op het einde toe vastdraien.
- Deze voorinstellen voor de eerste lading van de draad, en hierbij de sproeier en het
contactbuisje demonteren om het buitenkomen ervan te vergemakkelijken.

5.5.5 Aanbevelingen

- De connectors van de laskabels tot op het einde toe draaien in de
snapmofverbindingen (indien aanwezig), om een perfect elektrisch contact te
garanderen; zoniet zullen er zich verhittingen van de connectors zelf voordoen met
een bijhorende snelle slijtage en verlies van efficiëntie.
- De kortst mogelijke laskabels gebruiken.
- Vermijden metalen structuren te gebruiken die geen deel uitmaken van het stuk in
bewerking, ter vervanging van de retourkabel van de lasstroom; dit kan gevaarlijk zijn
voor de veiligheid en onbevredigende resultaten geven voor het lassen.
5.5.6 Verbinding groep koeling water G.R.A. (alleen voor versie R.A.) (FIG. G1)
- De mantel van de lasmachine wegnemen (1).
- De G.R.A. invoeren (2).
- De G.R.A. vasthechten op de achterkant middels de schroeven in dotatie.
- De mantel van de lasmachine sluiten (3).
- De G.R.A verbinden met de lasmachine middels de kabel in dotatie.
- De waterleidingen aansluiten op de snelkoppelingen.
- De G.R.A. aanschakelen volgens de procedure beschreven in de handleiding in
dotatie bij de groep van koeling.
OPGELET: wanneer het voedingscontact voor de groep koeling niet gebruikt
wordt, moet men de overeenstemmende stekker in dotatie bij de lasmachine
invoeren (uitgezonderd de versie met I
5.6 LADING DRAADSPOEL (FIG. H1, H2)
____________________________________________________________________________________________________________________
OPGELET! VOORDAT MEN BEGINT MET DE LAADOPERATIES VAN DE
DRAAD, MOET MEN CONTROLEREN OF DE LASMACHINE UITGESCHAKELD IS
EN LOSGEKOPPELD IS VAN HET VOEDINGSNET.
____________________________________________________________________________________________________________________
VERIFIËREN OF DE ROLLEN DRAADTREKKER, HET OMHULSEL
D R A A D G E L E I D E R E N H E T C O N TAC T B U I S J E VA N D E TO O RT S
OVEREENSTEMMEN MET DE DIAMETER EN DE AARD VAN DE DRAAD DIE MEN
WENST TE GEBRUIKEN EN OF ZE CORRECT GEMONTEERD ZIJN. TIJDENS DE
FASEN VAN INVOER VAN DE DRAAD GEEN BESCHERMENDE HANDSCHOENEN
DRAGEN.
- De ruimte haspel openen.
- De draadspoel op de haspel plaatsen, en hierbij het uiteinde van de draad naar
boven houden, controleren of de aandrijfpin van de haspel op correcte wijze in het
voorzien gat behuisd is (1a).
- De contrarol/rollen van druk vrijmaken en verwijderen van de onderste rol/rollen
(2a).
- Verifiëren of de rol/rollen van tractie geschikt is/zijn voor de gebruikte draad (2b).
- Het uiteinde van de draad vrijmaken, het vervormd uiteinde recht en zonder bramen
afknippen, de spoel draaien tegen de wijzers van de klok en het uiteinde van de
draad in de draadgeleider van de ingang steken en 50-100mm in de draadgeleider
van de aansluiting toorts (2c) duwen.
- De contrarol/rollen terugplaatsen en de druk ervan regelen op een gemiddelde
waarde; verifiëren of de draad correct geplaatst is in de uitholling van de onderste rol
(3).
- De haspel lichtjes afremmen door in te grijpen op de desbetreffende stelschroef
geplaatst in het midden van de haspel zelf (1b) .
- De sproeier en het contactbuisje wegnemen (4a) .
- De stekker in het stopcontact steken, de lasmachine aanschakelen, de drukknop
toorts of de drukknop voorwaartse beweging draad op het bedieningspaneel
(indien aanwezig) indrukken en wachten tot het uiteinde van de draad, nadat hij
heel het omhulsel van de draadgeleider doorlopen heeft 10-15cm uit het voorste
gedelete van de toorts steekt, de drukknop loslaten.
____________________________________________________________________________________________________________________
OPGELET! Tijdens deze operaties is de draad onder elektrische spanning
onderworpen aan mechanische inspanningen; indien men niet de geschikte
voorzorgsmaatregelen treft, kan dit leiden tot gevaar voor elektroshock,
kwetsingen en ontstaan van elektrische bogen.
____________________________________________________________________________________________________________________
- Het mondstuk van de toorts niet tegen lichaamsdelen richten.
- De toorts niet naar de gasfles brengen.
- Het contactbuisje en de sproeier terug op de toorts monteren (4b).
- Verifiëren of de voorwaartse beweging van de draad regelmatig verloopt; de druk
van de rollen en de afremming van de haspel ijken op de mogelijke minimum
waarden en hierbij verifiëren of de draad niet glijdt in de uitholling en of op het
2
ogenblik van de stilstand van de tractie de draadwikkelingen niet los geraken
wegens een excessieve inertie van de spoel.
- Het uiteinde van de uit de sproeier komende draad op 10-15mm afknippen.
- De ruimte haspel sluiten.
5.7 VERVANGING VAN HET OMHULSEL DRAADGELEIDER IN DE TOORTS (FIG. I)
Voordat men overgaat tot de vervanging van het omhulsel, moet men de kabel van de
toorts uitstrekken en hierbij vermijden dat deze bochten maakt.

5.7.1 Spiraalvormig omhulsel voor stalen draden

1-
De sproeier en het contactbuisje van het kopstuk van de toorts losdraaien.
2-
De moer omhulselblokkering van de centrale connector losdraaien
bestaande omhulsel wegnemen.
Het nieuw omhulsel in de leiding van de kabel-toorts steken en zachtjes duwen tot
3-
ze uit het kopstuk van de toorts komt.
4-
De moer omhulselblokkering met de hand terug vastdraaien.
5-
Het teveel aan omhulsel juist afsnijden en het hierbij lichtjes samendrukken; terug
wegnemen uit de kabel-toorts.
De zone van het afsnijden van het omhulsel afronden en terug invoeren in de
6-
leiding van de kabel-toorts.
- 31 -
max=350A) (FIG. G2).
2
en het

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido