Aanpassing van het monoculaire systeem
De opticien voert de anatomische aanpassing uit.
Anatomische aanpassing
1. De lengte van de veren aanpassen.
2. Het neusstuk a met de vergrendelingsschroefjes t op de juiste
draagpositie instellen.
3. Inclinatie (hellingshoek montuur) op de stand van het hoofd van
de gebruiker instellen.
Bevestiging van het monoculair
Het monoculair kan op de rechter of linker oculairbevestiging
{
worden bevestigd.
Overeenkomstig de lengte-instelling van het monoculair kan de
bevestigingsring i voor of achter de oculairbevestiging y op de
schroefdraad van het monoculair o worden geschroefd.
1. Het monoculair plaatsen.
2. Met de bevestigingsring i c.q. de oograndhouder u het mono-
culair op de oculairbevestiging y vastschroeven.
3. De blinde kap r op de andere oculairbevestiging drukken.
Instelling van de pupilafstand (PD)
1. Instellen van de PD voor dichtbij/veraf op de aan de oogzijde
aangebrachte schaal e van het montuur d.
De rand van de monoculairlens zo dicht mogelijk tegen het oog
{
positioneren om het voor de gebruiker grootst mogelijke gezichts-
veld te realiseren.
2. Na het instellen van de PD de oculairbevestiging y met de klem-
men w vastzetten.
- 20 -
y