Aansluiting en bediening
Waarschuwing
Lees de waarschuwingen en deze
gebruikershandleiding zorgvuldig
door voordat u de apparatuur
aansluit en in gebruik neemt en
bewaar de informatie eventueel voor
gebruik later.
Toegestane installatie
Netaansluiting
Sluit de machine op de juiste netvoeding aan. Lees ook het
typeplaatje (U
) aan de achterkant van de machine.
1
geel/groen
bruin
zwart
grijs
geel/groen
bruin
grijs
zwart
0
1
1
Aansluiting van het beschermgas
De gasslang wordt aangesloten op het achterpaneel van
de stroombron (3), en verbonden met de gasvoorziening
met een gasdruk van 2-6 bar. (Opmerking: sommige soorten
drukregelaars vereisen een uitgang gasdruk van meer dan 2 bar
om optimaal te functioneren). Een/twee gascylinders kunnen
geplaatst worden op de flessendrager aan de achterkant van
het onderstel.
Belangrijk!
Om, wanneer aardkabels en lastoortsen
aan de machine worden aangesloten,
schade aan pluggen en kabels te
voorkomen, is een goed elektrisch contact
vereist (zie tekening).
Til de machine niet op met de
handgreep.
Ga niet op de handgreep staan.
De machine mag niet worden
opgetild met een kraan.
3x400V
3x208-440V (boost)
L1
L2
L3
N
1x208-440V (boost)
L
N
2
Lastoorts aansluiten
Automig Single
WAARSCHUWING
Als de schakelaar van de lastoorts
wordt ingedrukt, komt de lasdraad
onder spanning te staan.
Aanbevolen kabeldiktes
Lasstroom
DC
200 A
35 mm²
300 A
50 mm²
Lasproces
Afstand tot
werkstuk
(a)
MIG - pulse
10 m
MIG - non pulse
30 m
a
b
51
Automig Duo/Trio
PULS
35 mm²
70 mm²
Totale kabellengte
van het lascircuit
(a+b)
20 m
60 m