3.2.2
Communicatie-eenheid op het volgelaatsmasker
monteren.
Indien de communicatie-eenheid voor de eerste keer gemonteerd
dient te worden:
a. Evt. de schroef uit het aansluitstuk van het volgelaatsmasker
verwijderen.
b. Kap en beschermkap van het uitademventiel van het
volgelaatsmasker nemen.
c. Bij volgelaatsmaskers met aansluitstuk P:
De knop van het volgelaatsmasker in de houder voor de
communicatie-eenheid plaatsen (zie pagina 6, afbeelding H).
d. De houder voor de communicatie-eenheid in het spanraam
van
het
volgelaatsmasker
afbeelding K) en met de bijgeleverde schroef bevestigen (zie
pagina 6, afbeelding L).
Zodra de houder voor de communicatie-eenheid is gemonteerd:
a. De communicatie-eenheid evenwijdig aan de kant van de
houder op het aansluitstuk schuiven en op het spanraam van
het volgelaatsmasker vasthaken (zie pagina 6, afbeelding M).
De communicatie-eenheid is correct aanbracht, als er geen
spleet meer tussen de houder en de communicatie-zichtbaar
is.
b. De communicatie-eenheid inschakelen en controleren, of
deze goed werkt, alvorens het toestel te gebruiken.
3.3
Voorbereidingen voor elk gebruik
3.3.1
Inzetbaarheid controleren
Voer de volgende stappen uit voordat u de communicatie-eenheid
gebruikt:
1. Verbinding aanleggen naar de portofoon:
Communicatie-eenheid met de portofoon-aansluitkabel op de
portofoon aansluiten.
Of
Dräger FPS-COM 7000
vasthaken
(zie
pagina 6,
Communicatie-eenheid en portofoon via bluetooth verbinden
(zie hoofdstuk 3.3.2 op pagina 101).
2. Portofoon inschakelen en de geluidssterkte eerst op een laag
niveau instellen.
3. Communicatie-eenheid inschakelen.
4. Spraakversterking controleren: De geluidssterkte van gesproken
woorden moet worden versterkt.
5. Geluidssterkte van de portofoon zodanig instellen dat een
inkomend signaal het gehoor niet beschadigt.
6. Push-to-Talk-knop indrukken en controleren, of de communicatie
werkt.
Bij gebruik van de insteekmodule voor de bluetooth-verbinding
wachten, tot portofoon en communicatie-eenheid met elkaar
verbonden zijn (zie hoofdstuk 3.3.2 op pagina 101).
Indien er geen bluetooth-verbinding kan worden aangelegd, moet
de insteekmodule opnieuw aan de portofoon worden gekoppeld.
3.3.2
Communicatie-eenheid en portofoon via bluetooth
verbinden
De insteekmodule voor de bluetooth-verbinding moet gemonteerd zijn.
Afhankelijk of een nieuwe verbinding of een reeds bekende verbinding
tot stand moet worden gebracht, gaat u als volgt te werk:
Het tot stand brengen van een nieuwe verbinding (pairing/
koppeling)
1. Portofoon in de pairing-modus zetten.
2. Bluetooth-pairing-modus
inschakelen: Daartoe de AAN/UIT-schakelaar en de Push-to-Talk-
knop gelijktijdig indrukken tot de LED blauw knippert (zie pagina 2,
knipperpatroon 4).
3. Op de portofoon de communicatie-eenheid selecteren en indien
nodig de activeringspincode (0000) invoeren.
De bluetooth-naam van de communicatie-eenheid is in de
fabrieksinstelling het serienummer van de module voor de
bluetooth-verbinding. Deze kan via de configuratiesoftware
worden aangepast.
Gebruik
van
de
communicatie-eenheid
101