standaardwaarden omvat die kleiner en groter zijn dan het onderzochte
bereik.
Het instrumentbereik is in dit geval gelijk aan het kalibratiebereik. Als
bijvoorbeeld standaardvloeistoffen van 1,00, 2,00 en 4,00 worden
gebruikt, is het instrumentbereik 1,00 tot 4,00.
Er zijn twee opties voor het invoeren van een
gebruikerskalibratiekromme:
• Een kalibratiekromme invoeren met standaardvloeistoffen—De
standaardoplossingswaarden worden met het toetsenblok ingevoerd
en de absorbtiewaarden worden gemeten.
• Een kalibratiekromme invoeren met het toetsenblok—De
standaardoplossingswaarden en de absorbtiewaarden worden met
het toetsenblok ingevoerd.
Opmerking: Als het instrument wordt uitgeschakeld of als de voeding van het
instrument wordt verwijderd voordat een door de gebruiker ingevoerde
kalibratiekromme voltooid is, wordt de kalibratiekromme niet opgeslagen. In de
modus voor het invoeren van een gebruikerskalibratie wordt het instrument
automatisch uitgeschakeld als er 60 minuten lang geen bewerkingen worden
uitgevoerd. Door de gebruiker ingevoerde kalibraties worden voltooid wanneer de
gebruiker de kalibratiemodus (cal) of de bewerkingsmodus afsluit.
Een kalibratiekromme invoeren met standaardvloeistoffen
Opmerking: Als reagensblanco kan demi-water worden gebruikt, tenzij het
monster aanzienlijk troebeler is of meer kleur heeft dan demi-water.
1. Stel het instrument in op het te kalibreren bereik. Raadpleeg
instrument configureren
2. Prepareer de reagensblanco en de uitgereageerde
standaardoplossing. Zie de testprocedure. Laat de kleur zich
volledig ontwikkelen.
3. Stel het instrument in op nul.
a. Plaats de lege monsterkuvet in de meetschacht.
b. Breng de instrumentkap aan over de meetschacht.
c. Druk op
vervolgens "0.000".
d. Verwijder de instrumentkap.
e. Neem de monsterkuvet uit de meetschacht.
op pagina 179.
. Op de display wordt "- - - -" weergegeven en
Het
Nederlands 191