2
Uitlaatspirodemper.
3
Geluidsabsorberende behuizing.
4 Spirodemper met een 90° buiging.
5
Motor.
6
Transmissie.
7
Riembescherming.
8 Ontladingsdemper.
9
Basis.
10 a) Thermische zekering. b) PT1000-temperatuur-
sensor (op modellen bedoeld voor gebruik met een
frequentieregelaar).
11 3-lobbige basispomp.
12 Inlaatdemper met veiligheidsrooster.
13 Universele klep. Dit is een gecombineerde vacu-
ümbeperkende klep, terugspoelklep en overdruk-
klep.
14 Vacuüm beperkende klepschijf.
15 Maximaal werk vacuümregelaar.
16 Veiligheidsvacuümregelaar. De regelaar moet niet
aangepast worden.
17 Inlaat veiligheidsrooster.
18 Overdrukklep.
4.1 Koppelingen
De motor wordt elektrisch aangesloten met de afdek-
king van de behuizing verwijderd. Raadpleeg de hand-
leiding van de start- en regelunit voor elektrische aan-
sluitingen. De koppelingen kunnen verschillen al naar-
gelang de opties. Aansluitingsmateriaal zoals kabels
is niet meegeleverd met de unit. Er zijn verschillende
stofcollectors beschikbaar; raadpleeg de handleiding
van de stofcollector voor meer informatie.
De start- en regeleenheden van Nederman beschik-
ken over terminals voor een eenvoudige aansluiting
van alle regelkabels. Indien andere uitrustingen ge-
bruikt worden, dient deze uitrusting op gelijkaardige
manier voorzien en aangesloten te worden opdat de
garantie van de RBU unit geldig zou zijn. De meeste
storingen zijn het gevolg van defecten in de elektri-
sche apparatuur of aansluitingen. De relais voor mo-
toroverbelasting moet van het type 'zware start' zijn
aangezien sommige units zwaar te starten zijn. Zoniet
kan de motoroverbelasting doorslaan omwille van de
hoge stroom en de lange tijd die in de Y-modus wordt
doorgebracht.
Afbeelding 3
bevat een schematisch diagram van de
normale aansluitingen. Dit zijn de volgende:
1
Uitlaatleiding in stalen spiro voor installatie bin-
nenshuis.
2
Optioneel: 'Jet cap' voor installatie buitenshuis.
3
Vacuümleiding in niet-spiro staal van de stofcol-
lector.
4 3-fase toevoer.
RBU
5
Start- en regelunit. Normaal gesproken met een
frequentieomvormer of Y/D-startschakeling.
6
Optioneel: Kabel controlelampsignaal voor instal-
laties met automatische start/stop.
7
6 mm (1/4") buisluchtlijn naar de universele klep.
De buis wordt meegeleverd met de unit.
8 T-koppeling voor luchttoevoerleiding naar stofcol-
lector. Raadpleeg de handleiding van de stofcol-
lector voor meer informatie.
9
Vuil- en waterscheider voor perslucht. De scheider
wordt meegeleverd met de unit.
10 Stofcollector voor 1–2 units. De stofcollector
wordt afzonderlijk besteld.
11 Kabel naar filterreinigingsunit. Raadpleeg de
handleiding van de stofcollector voor meer infor-
matie.
12 Kabel met twee leidingen naar thermische zeke-
ring, raadpleeg ook Afbeelding 5. De kabel kan ge-
combineerd worden met de kabel naar cilinder V1,
Item 13, in een enkele kabel met vier leidingen.
13 Kabel met twee leidingen naar cilinder V1 op de
universele klep, raadpleeg ook Afbeelding 4. De
kabel kan gecombineerd worden met de kabel
naar de thermische zekering, Item 12, in een enke-
le kabel met vier leidingen.
14 Zesaderige kabel voor het aansluiten van de
PT1000-sensoren op het temperatuurbewaker
(bijvoorbeeld een frequentieregelaar). Alleen op
modellen bedoeld voor gebruik met een frequen-
tieregelaar.
15 Optionele onderhoudsschakelaar. Bij modellen be-
doeld voor gebruik met een frequentieregelaar,
moet een EMC-compatibele schakelaar worden
gebruikt. Dit is in de meeste landen verplicht.
16 Vacuümmeter. De meter wordt gekoppeld aan de
vacuümunitnippel met een 6 mm (1/4") buis. De
meter wordt meegeleverd met de unit.
17 Motorkoeling luchtuitlaat zonder koppelingen. De
inlaat moet steeds vrij gehouden worden om over-
verhitting te voorkomen.
18 Ventilatie-opening met geluidsval zonder kop-
pelingen. De opening moet steeds vrij gehouden
worden om oververhitting te voorkomen.
19 Vacuümunit.
4.2 Vacuüm beperkende klep
Zie aansluitschema van de start- en regeleenheid
voor aansluiting van de 24 VDC magneetklep V1.
4.3 Thermisch bewaking pomp
Afbeelding 5
toont het circuitdiagram voor de over-
verhittingstop op de pomp die gebruikt wordt bij Y/D-
gestarte modellen. Het circuit slaat door en stopt de
unit wanneer de temperatuur 140 °C (284 °F) bereikt.
NL
143