NL
Veiligheidsinstructies
Voor montage moeten deze montage- en bedieningshandleiding zorgvuldig worden gelezen. Bij niet-inachtneming ontstaat
gevaar voor eigen veiligheid en de veiligheid van anderen. De voertuigbestuurder is verantwoordelijk voor de toestand, de veilige
bevestiging en de belading van de drager. De drager moet veilig volgens de handleiding worden gemonteerd.
Alle spanriemen, houders en klemmen van de fietsdrager moeten op juiste bevestiging worden gecontroleerd. De trekhaak moet voor
montage van een fietsdrager geschikt zijn. Materiaal van de kogelstang minstens st 52-3, S355, GJS 520, GGG-52 of aluminium
kogelstangen van Westfalia Automotive. Kogelstangen van GGG 40 mogen niet gebruikt worden. Bij gebruik van de uitbreiding moet
in acht worden genomen dat de doorsnede onder de kogel (kogelhals) een minimumdoorsnede van ø28,5 mm heeft. Raadpleeg bij
onduidelijkheden de trekhaakfabrikant. Controleer het kogeloppervlak van de trekhaak voor montage van de fietsdrager. Het
kogeloppervlak moet schoon en vetvrij zijn.
Voor gebruik van de fietsdrager zijn een linker en een rechter buitenspiegel vereist. De max. draaglast van de fietsdrager alsook het
draagvermogen van de aanhanger en het voertuig mogen niet worden overschreden. De max. toelaatbare aslast en het toegestane
totale gewicht van het voertuig (zie gebruikshandleiding van voertuig) moeten ook met fietsdrager en fietsen in acht worden genomen.
Als de lading meer dan 40 cm boven de buitenrand van positielicht en achterlicht uitsteekt, moet deze worden gekenmerkt - aan de
zijkant hooguit 40 cm van de rand en verticaal hooguit 150 cm boven het straatoppervlak - met wit licht aan de voorzijde, en rood licht
aan de achterzijde.
De landelijk toegestane max. snelheid en andere verkeersregels moeten in acht worden genomen. Maximum snelheid 130 km/h. De
aangebouwde drager kan de rij-eigenschappen in bochten en tijdens remmen beïnvloeden. De snelheid moet worden aangepast
aan de lading en aan de overige omstandigheden.
De voertuiglengte neemt toe door de gemonteerde drager. Mogelijk nemen ook breedte en hoogte door de lading toe. Wees
voorzichtig tijdens achteruitrijden, rijden op inritten, rijden door passages en bij het binnenrijden van parkeergarages. De
voertuigbestuurder moet ervoor zorgen dat zicht en gehoor door de lading of de voertuigtoestand niet worden gehinderd. Bovendien
moet de bestuurder ervoor zorgen dat het voertuig en de lading aan de voorschriften voldoen en dat de verkeersveiligheid van het
voertuig optimaal blijft.
De voorgeschreven verlichting moet ook bij daglicht voorhanden en gebruiksgereed zijn. Tijdens rijden moeten de lichtvleugels altijd
zijn uitgeklapt.
Voorzorgsmaatregelen
Controleer voor het rijden de werking van de achterlichten en de nummerbordverlichting. Als het mistachterlicht van de drager is
ingeschakeld, moet het voertuigmistlicht zijn uitgeschakeld; ze mogen niet gelijktijdig branden.
Verwijder voor transport alle los aangebouwde delen van de fietsen. Verwijder ook kinderzitjes, mandjes, fietspompen en accu's
van elektrische fietsen. Deze kunnen tijdens het transport losraken en daardoor voor andere verkeersdeelnemers een gevaar vormen.
De fietsen niet met zeil, plastic of andere bescherming bedekken. Zware bagage uit de kofferbak moet zoveel mogelijk voorin het
voertuig worden opgeborgen om te voorkomen dat de achteras te veel wordt belast.