Verstoppingen en blokkerin-
gen verhelpen
Gebladerte en vers afgesneden planten
kunnen het apparaat eventueel doen ver-
stoppen.
Waaier reinigen:
Netstekker uittrekken!
1. Open de schroef aan de waai-
D
erafdekking (25) en klap de
afdekking omhoog.
2. Verwijder voorzichtig resten of
verstoppingen aan de waaier
(24).
3. Controleer, of de waaier gemak-
kelijk gedraaid kan worden en
zich in een foutloze toestand
bevindt. Laat een defecte waaier
door ons servicecenter vervan-
gen.
4. Schroef de afdekking terug vast.
Als de waaierafdekking niet geslo-
ten en correct vastgeschroefd is, kan
het apparaat niet bediend worden.
Uitlaatbereik reinigen:
1. Verwijder de opvangzak.
2. Reinig het buitenste uitlaatbereik aan
het apparaat.
3. Plaats de moduskeuzeschakelaar op
het symbool "Aanzuigen".
4. Verwijder in het binnenste uitlaatbereik
gesitueerde vuilresten met een flessen-
wisser of dergelijke. Verwijder hinder-
lijke voorwerpen met een stomp en bot
werktuig.
Blaas-/zuigbuis reinigen
1. Neem de lus van de opvangzak van
de haak.
2. Draai de bevestigingsschroeven (
los en trek de blaas-/zuigbuis af.
3. Klop het binnenste gedeelte van de
buis uit en reinig het eventueel.
4. Monteer de buis terug en bevestig de
lus van de opvangzak weer aan de
haak.
Opvangzak uitwisselen
Wissel een defecte opvangzak uit.
Maak uitsluitend gebruik van originele
opvangzakken (zie hoofdstuk "Reserveon-
derdelen"). In het andere geval komt de
garantieclaim te vervallen.
Bewaring
•
Berg de bladblazer op een droge,
vorstbestendige plaats op, die niet voor
kinderen toegankelijk is.
•
Stel het apparaat niet aan vlak zonlicht
bloot, maar berg het in het donker of in
de schemering op.
•
Bedek het apparaat niet met nylonzak-
ken omdat er dan vochtigheid zou kun-
nen ontstaan.
•
Reinig het apparaat grondig op het
einde van het seizoen en met het oog
op de winter. Reinig de opvangzak
door deze te verwijderen, te ledigen en
met handwarm water en neutrale zeep
te wassen. Breng de gedroogde zak
terug aan.
•
Vergewis u dat alle moeren, bouten en
schroeven vast aangedraaid zijn opdat
het apparaat zich in een veilige, opera-
tionele toestand bevindt.
NL
4)
B
87