De ademhaling van uw baby wordt gemeten door twee elektroden op de borst van de baby aan te brengen, onder zijn of haar armen.
Wanneer de borst van de baby tijdens het ademen beweegt, verandert de impedantie tussen de elektroden. De SmartMonitor 2 detecteert
deze veranderingen en bepaalt de ademhalinginspanning van de baby. Als de SmartMonitor 2 deze veranderingen van de
ademhalingsinspanningen niet detecteert, gaat een verklikker branden en hoort u een geluidsalarm.
De SmartMonitor 2 gebruikt ook de elektroden op de borst om de hartactiviteit te bewaken door de elektrische wijzigingen op te vangen die
door het hart worden geproduceerd. Als de SmartMonitor 2 een hartslag detecteert die buiten het door uw geneesheer bepaalde bereik valt,
zal een verklikkerlampje branden en hoort u een geluidsalarm.
Hoe de alarmen werken
Telkens als de ademhaling of de hartactiviteit van uw baby afwijken van de door uw dokter bepaalde grenzen, zal een verklikkerlampje
branden en hoort u een alarmgeluid.
De SmartMonitor 2 heeft twee soorten alarmen: patiënt en systeem.
Patiëntalarm: Een piepend alarm geeft een van de volgende patiënt-incidenten aan:
•
Apneu: De baby is langer gestopt met ademen dan de door uw geneesheer bepaalde grens.
•
Lage hartslag: De hartslag ligt onder de door uw dokter bepaalde grens
•
Hoge hartslag: De hartslag ligt boven de door uw dokter bepaalde grens
Systeemalarm: Een onafgebroken geluidsalarm wist op een van de volgende problemen met de SmartMonitor 2:
•
Losse draad
•
Zwakke batterij
•
Geheugen vol (of geheugen bijna vol)
•
Toevallige uitschakeling
•
Interne systeemfout
De lampjes van de SmartMonitor 2 geven aan welke toestand bestaat. Raadpleeg de hoofdstukken Uw baby bewaken, Reageren op een
patiëntalarm en Reageren op een systeemalarm voor meer informatie over de alarmen.
Hoe werkt de SmartMonitor 2?
Hoe werkt de SmartMonitor 2?
6