Veiligheidsvoorschriften voor het FineCoat-spuiten
Let op de plaatselijk geldende voorschriften.
Op de volgende punten moet worden gelet:
1. Lees de gebruiksaanwijzing zorgvuldig door en leef de
daarin weergegeven aanwijzingen na om gevaren te
voorkomen.
2. Er mogen uitsluitend lakken en oplosmiddelen
met een ontvlampunt van 21 ¢XC of hoger worden
gebruikt, zonder extra verwarming.
3. In werkplaatsen die onder de veiligheidsbepalingen
inzake explosiegevaar ressorteren mag deze
apparatuur niet gebruikt worden.
4. Tijdens het spuiten mogen er geen brandhaarden in
de buurt voorhanden zijn; bijvoorbeeld open vuur,
roken van sigaretten, vonken, gloeiende dra-den en
hete oppervlakten, enz.
5. Attentie, gevaar voor verwonding door injectie ! Hou
het FineCoat-verfspuitpistool nooit naar u toegekeerd
of in de richting van andere levende wezens.
6. Bij spuitwerkzaamheden, de luchtwegen beschermen.
Om beroepsziektes te voorkomen moeten bij bereiding en
verwerking van de verven, en bij het schoonmaken van
de apparatuur de arbeids- en veiligheidsinstructies van
de fabrikanten van de gebruikte verven, oplosmiddelen
en schoonmaak-produkten in acht genomen worden. Met
name ter bescherming van de huid en de luchtwegen
kan het dragen van veiligheidskledij en -handschonen,
het aanbrengen van een beschermende huidcrème, het
dragen van een masker noodzakelijk zijn.
7. Afhankelijk van de stroomsnelheid, kan in bepaalde
gevallen een elektrostatische lading zich verzamelen in
de eenheid. Dit kan leiden tot vonken en vlammen bij
ontlading. Daarom is het noodzakelijk dat de eenheid
wordt geaard over de hele elektrische installatie. Deze
verbinding moet worden gemaakt met behulp van een
schokbestendig stopcontact dat is geaard volgens de
specificaties.
8. Omwille van de technische veiligheid mogen er
geen oplos- of schoonmaakprodukten op basis van
1,1,1,-trichloretaan of methyleenchloride gebruikt
worden.
9. Attentie: Tijdens het werken met het
FineCoatverfspuitsysteem, binnenkamers zowel als in
openlucht, moet erop worden gelet dat er geen dampen
van oplosmiddelen naar de turbocompressor gedreven
worden of dat er zich oploshoudende dampen in de
buurt van het verfspuitsysteem gaan vormen.
Stel de turbocompressor aan de van het te
spuiten object afgekeerde zijde op. In openlucht,
op de windrichting letten. Bij werk-zaamheden
binnenkamers moet er voor voldoen-de luchtcirculatie
gezorgd worden, zodat de dam-pen van
oplosmiddelen afgevoerd worden.
Tussen turbocompressor en te spuiten object moet
een afstand van min. 3 m in acht genomen worden.
NL
10. Afzuiginstallaties dienen overeenkomstig de plaatselijke
voorschriften op last van de opdrachtgever te worden
gerealiseerd.
11. De te coaten werkstukken moeten geaard zijn.
12. Bij pauzes moet het pistool tegen gebruik door on-
bevoegden beveiligd worden.
13. Let op: Open nooit het drukvat tijdens de werking. Doe
dit slechts nadat u de werkingsdruk hebt verwijderd!
Controleer het display van de drukmeter.
14. Bij het reinigen van de apparatuur moet absoluut
vermeden worden dat er in een tank met spongat te-
ruggespoten wordt. De verfstraal kan door terugkaatsing
in de tank lucht omsluiten en daardoor in de gesloten tank
een explosief mengsel van gas-lucht doen ontstaan.
15. Naargelang het gebruikte transportmiddel is de installatie
met geschikte middelen te bevestigen.
16. Bij alle werkzaamheden aan elektrische compomenten
de stekker uit het stopcontact trekken.
17. Werkzaamheden aan elektrische onderdelen mogen
slechts door een elektricien of door gekwalificeerd
personeel uitge-voerd worden. Ook wanneer er
aanwijzingen in de gebruiksaanwijzing voorkomen. Voor
onvakkundige installatie geen aansprakelijkheid aanvaard.
18. Plaatsing op een oneffen ondergrond
Het voorste gedeelte van de eenheid moet omlaag zijn
gericht zodat de eenheid niet kan wegschuiven.
13