Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-Stratos MAXO/-D/-Z
Communicatie-interfaces: Instelling en functie
Voor de overdracht van analoge signaalwaarden naar werkelijke waarden wordt de
overdrachtsdrempel gedefinieerd. Hiertoe wordt het minimale en maximale steunpunt
van de karakteristiek aangegeven en de daarbij behorende werkelijke waarden aange-
vuld (MIN-signaal/waarde-toewijzing en MAX-signaal/waarde-toewijzing).
Min-signaal/waarde-toewijzing
Analoge ingang (AI2)
Signaalwaarde
Bijbehorende waarde
Fig. 80: Min-signaal/waarde-toewijzing werkelijke waardegever
Max-signaal/waarde-toewijzing
Analoge ingang (AI2)
Signaalwaarde
Bijbehorende waarde
Fig. 81: Max-signaal/waarde-toewijzing werkelijke waardegever
Met invoer van het minimum- en maximale karakteristieksteunpunt is de invoer afge-
sloten.
LET OP
Wanneer het signaaltype PT1000 is geselecteerd, is het mogelijk, een temperatuur-
correctiewaarde voor de gemeten temperatuur in te stellen. Daardoor kan de elektri-
sche weerstand van een lange sensorkabel worden gecompenseerd.
In het menu
„Instellingen"
1.
„Externe interfaces"
2.
„Functie analoge ingang AI 1" of „Functie analoge ingang AI 2"
3.
„Temperatuurcorrectie" kiezen en correctiewaarde (offset) instellen.
LET OP
Optioneel en voor een beter begrip van de functie van de aangesloten sensor kan de
positie van de sensor worden aangegeven.
nl
Minimaal punt van de
werkelijke waarde-karakteristiek
voor
temperatuursensor
vastleggen.
Maximaal punt van de
werkelijke waarde-karakteristiek
voor
temperatuursensor
vastleggen.
415