Controleer de inbrengplaats op bloedingen onder, rond of op de sensor. Treedt er een bloeding op, dan houdt u
gedurende drie minuten een steriel gaasje op de sensor gedrukt.
WAARSCHUWING: Gebruik alleen steriele gaasjes om druk op de sensor uit te oefenen. Gebruik van een niet-
steriel gaasje kan infectie bij de inbrengplaats veroorzaken.
Als de bloeding is gestopt na gedurende drie minuten gelijkmatig druk te hebben uitgeoefend, dan sluit u de zender
op de sensor aan.
LET OP: Sluit de zender niet op de sensor aan als de bloeding op de inbrengplaats niet stopt. Een actieve
bloeding kan de zender beschadigen en kan ertoe leiden dat de communicatie tussen de zender en de
ontvangstapparatuur verloren gaat.
Als het bloeden niet ophoudt na drie minuten gelijkmatig druk te hebben uitgeoefend, dan verwijdert u de sensor en
blijft u gelijkmatig druk uitoefenen tot het bloeden stopt. Gooi de gebruikte sensor na verwijdering meteen weg in
een afvalbak voor naalden. Breng een nieuwe sensor aan op een andere inbrengplaats.
Opmerking: Gebruik altijd een nieuwe inbrengplaats voor het inbrengen van een nieuwe sensor. Als u
dezelfde inbrengplaats opnieuw gebruikt, kan dat roodheid, irritatie, pijn, bloedingen, gevoeligheid en
ontsteking veroorzaken. Als symptomen optreden, moet u deze behandelen volgens de instructies van een
zorgprofessional.
Naald niet reinigen, hersteriliseren of uit de naaldbehuizing verwijderen. Er kan dan prikletsel ontstaan.
De sensor niet opnieuw gebruiken. Hergebruik van de sensor kan leiden tot beschadiging van het sensoroppervlak,
onnauwkeurige sensorglucosewaarden en irritatie en infectie bij de inbrengplaats.
Wissel regelmatig van inbrengplaats voor de sensor om overmatig gebruik van een plaats te voorkomen.
Voorkom verkeerde plaatsing, pijn of letsel door vooraf te controleren of de sensor goed in het inbrengapparaat
geplaatst is.
Controleer of de sensor goed vastzit aan de huid om te voorkomen dat de sensor uit de inbrengplaats naar buiten
kan komen. Factoren die het risico van naar buiten komen van de sensor vergroten, zijn onder meer intensieve
lichamelijke activiteiten (met name bij jongere patiënten) en onjuiste afdektechnieken.
Risico's en bijwerkingen
Het inbrengapparaat heeft kleine onderdelen die verstikkingsgevaar kunnen opleveren, wat kan leiden tot ernstig
letsel of overlijden.
Bijwerkingen zijn onder andere ongemak en huidirritatie op de inbrengplaats.
Gevaarlijke stoffen
Geen.
Allergenen
Geen bekend.
Inbrengplaatsen voor de sensor
Kies een inbrengplaats met een voldoende laagje vet onder de huid.
Opmerking: Breng het inbrengapparaat niet binnen een gebied van 5,0 cm (2 inch) rond de navel in om
ongemak bij de inbrengplaats en onvolledige hechting van de sensor te voorkomen.
Voor optimale prestaties van de sensor, en om te voorkomen dat de sensor per ongeluk losraakt:
• Breng de sensor niet in spierweefsel, verdikte huid of littekenweefsel in
• Vermijd plaatsen die door kleding of accessoires worden afgekneld
• Vermijd plaatsen onder een riem of ceintuur
• Vermijd plaatsen die tijdens lichaamsbeweging sterk in beweging zijn
- 62 -