MP6025427-11A1 / A
Voor een juiste plaatsing en goede werking de sensor niet dwars door een pleister heen inbrengen.
Gebruik uitsluitend alcohol om de inbrengplaats voor te bereiden en de huid volledig te reinigen.
Wissel regelmatig van inbrengplaats voor de sensor, om overmatig gebruik van een plaats te voorkomen.
Gooi sensoren en naaldbeschermers na gebruik weg in een afvalbak voor naalden, om prikaccidenten te
voorkomen.
Naald niet reinigen, hersteriliseren of uit de naaldbeschermer halen. Er kan anders een prikaccident optreden.
Sensoren zijn voor eenmalig gebruik. Hergebruik van de sensor kan leiden tot beschadiging van het
sensoroppervlak, onnauwkeurige glucosewaarden, irritatie of infectie bij de inbrengplaats.
Controleer altijd of de sensor goed vastzit en niet los kan raken. Factoren die het risico van losraken van de
sensor kunnen vergroten, zijn onder meer intensieve lichamelijke activiteiten (met name bij jongere patiënten)
en onjuiste afdektechnieken.
Inbrengplaatsen voor de sensor
LET OP: Breng de sensor nooit in op minder dan 2,5 cm (1 inch) van een pompinfusieplaats of
handmatige injectieplaats. Kies verder bij het vervangen van de sensor een nieuwe inbrengplaats die
ten minste 2,5 cm (1 inch) van de eerder gebruikte plaats af ligt.
LET OP: Voor meer comfort en een betere hechting een gebied van 5,0 cm (2 inch) rond de navel niet
als inbrengplaats gebruiken.
Kies voor het inbrengen van de sensor een plaats met voldoende onderhuids vet. De Enlite-sensor is
goedgekeurd voor gebruik in de buikstreek en de bilstreek. Afbeelding 2 laat zien welke gebieden geschikt zijn.
Vermijd schuren of irritatie rond de inbrengplaats door de sensor niet in te brengen in spierweefsel, verdikte
huid of littekenweefsel, plaatsen die door kleding of accessoires worden afgekneld, plaatsen die tijdens
lichaamsbeweging sterk in beweging zijn of rond uw middel of taille.
Opslag en hantering
Voor optimale prestaties en een lange gebruiksduur het inbrengapparaat altijd in niet-geactiveerde stand bij
kamertemperatuur opbergen.
Onderhoud van het inbrengapparaat
Het inbrengapparaat is zowel bedoeld voor gebruik bij één patiënt als voor gebruik bij meerdere patiënten.
WAARSCHUWING: Als het inbrengapparaat bij gebruik voor meerdere patiënten in contact komt met
bloed, moet het worden weggegooid. Gooi het inbrengapparaat weg in overeenstemming met de
afvalverwerkingsregels voor verontreinigde producten.
WAARSCHUWING: Bij gebruik voor meerdere patiënten het inbrengapparaat na elk gebruik reinigen en
vervolgens desinfecteren.
Reinigen bij gebruik voor één patiënt en gebruik voor meerdere patiënten
Voor het reinigen van het inbrengapparaat heeft u de volgende materialen nodig: een zeepsopje van
afwasmiddel (bv. Ivory
Inbrengapparaat reinigen:
1. Maak een zeepsopje van 5 ml afwasmiddel op 4 liter kraanwater.
2. Spoel het inbrengapparaat gedurende minimaal één minuut af met lauw kraanwater. Ga door met spoelen
tot het inbrengapparaat geen sporen van verontreiniging meer vertoont. Zorg dat alle moeilijk bereikbare
plekken goed afgespoeld worden.
3. Spoel de onderzijde van het inbrengapparaat goed met water af door het mechanisme aan de onderzijde
van het inbrengapparaat tijdens het afspoelen te activeren en deactiveren.
4. Dompel het inbrengapparaat onder in het sopje en laat het daar minimaal 10 minuten in liggen.
-handzeep), een zachte kindertandenborstel en een geschikt bakje.
®
- 46 -