Fout
De unit start zonder dat een
klep op een werkstation
geopend wordt.
Drukschakelaar van
controlefilter is geactiveerd.
Er wordt geen stof verzameld
in de verzamelbak.
Lage vacuüm- of luchtstroom.
De filterreiniging werkt niet.
De sensor van het
explosiedrukontlastingspaneel
was geactiveerd.
Tabel 12-1: Probleemoplossingsgids
Mogelijke oorzaak
De PS-kabel is kortgesloten.
De controlefilter is geblokkeerd.
De Ø 6 mm slangen naar de
drukschakelaar zijn geblokkeerd of
beschadigd.
De drukschakelaar en/of filter zijn niet
correct aangesloten.
De drukschakelaar is te laag ingesteld.
De drukschakelaar is kapot.
De filterreiniging werkt niet.
Onvoldoende stroom op de weg naar de
unit.
Afzettingen of blokkades in de leidingen op
de weg naar de unit.
Afmetingen van leidingsysteem niet
correct.
Kleppen in het leidingensysteem werken
niet.
De filterreiniging werkt niet of is
onvoldoende.
De persluchtdruk of stroom is te laag.
Het reinigingscilinder is niet correct
aangesloten.
De luchtleidingen, klep en/of cilinder zijn
geblokkeerd.
Het cilinder en/of klep werken niet.
Stof is moeilijk schoon te maken, normale
reiniging werkt niet.
Het reinigingsinterval is te kort.
Het explosiedrukontlastingspaneel werd
geopend omwille van een stofexplosie in
de filter.
De sensor is niet correct gepositioneerd.
De sensor is niet correct aangesloten.
De sensor is kapot.
E-PAK 150 DX/300 DX/500 DX
Oplossing
Koppel de kabel los van de starter en gebruik een
ohmmeter over de leidingen om de fout te zoeken.
•
Schakel de ventilator uit en controleer of het gele
foutindicatorlampje uit gaatr. Indien niet, is de
druksensor kapot of zijn de luchtlijnen geblokkeerd.
•
Vervang de controlefilter.
•
Controleer de hoofdfilter op beschadiging.
Reinig of vervang de slangen.
Controleer de aansluitingen.
Verhoog de instelling (standaard: 4 kPa (0,58 PSI)).
Vervangen.
Lees Hoofdstuk 10 Onderhoud.
Zie 'lage vacuüm- of luchtstroom'.
•
Reinig de leidingen.
•
Controleer de transportsnelheid.
Afmetingen van leidingsysteem aanpassen of een extra
afzuigbron toevoegen.
Controleer de kleppen van het leidingsysteem.
Controleer de functie van de filterreiniging.
•
Pas de druk aan.
•
Controleer de afmetingen van de toevoerslang.
Controleer de klep en luchtdruk.
•
Reinig of vervang de luchtleidingen, klep en/of cilinder.
•
Filter de binnenkomende perslucht.
Vervang het cilinder en/of klep.
Neem contact op met uw dichtstbijzijnde erkende
distributeur of Nederman voor technisch advies.
Verleng het reinigingsinterval.
Volg de procedures voor stofexplosie en brand.
Test het en plaats het correct.
Controleer de aansluitingen.
Vervangen.
NL
341