Bij buizen die kleiner zijn als de maximaal zu lasbare diameter 160/250mm, de reduc-
tieschalen voor de gewenste buisdiameter in de basisspanbekken plaatsen, reductiesteun-
platen in de steunvorken plaatsen en de kroonmoeren stevig vastdraaien.
De kunststofbuizen of vormstukken die aan elkaar moeten worden gelast in de klemin-
richtingen leggen. De steunvorken onder de buizen of vormstukken zetten (daarvoor moeten
de cilinderschroeven of de stergrepen worden losgedraaid), de steunvorken dienovere-
enkomstig verschuiven en eventueel draaien.
De bovenste klembekken sluiten, de grendelhefboom naar binnen zwenken, de buizen of
vormstukken uitlijnen en spannen met de grendelhefboom.
Door de werkstukken naar elkaar toe te bewegen, controleren of deze vastzitten in het
spangereedschap.
Men moet eveneens controleren of het verwarmingselement de bedrijfstemperatuur heft be-
reikt. Het opwarmen is beëindigd, wanneer de gele controlelamp op de temperatuurregelaar
knippert.
Om een gelijkmatige warmteverdeling over de gehele lasspiegel te garanderen, is
het noodzakelijk, nadat de controlelamp knippert, een wachttijd van ca. 10 Minuten
aangehouden wordt (volgens DVS). De temperatuur moet met een geschikt tempe-
ratuurmeetapparaat gecontroleerd worden!
De elektrische freesinrichting zwenken tussen de buisstukken die aan elkaar moeten wor-
den gelast en inschakelen door op de schakelaar in de handgreep te drukken.
GEVAAR! Tijdens het in gebruik nemen van de freesinrichting de handen niet
tegen de draaiende messen plaatsen. Frees alleen in ingeklapte toestand
gebruik ( werkpositie) en direct na gebruik weer terugklappen. De functionali-
teit van de veiligheidsschakelaar op de freesinrichting moet altijd in orde zijn,
om onbedoeld starten buiten de werkpositie te vermijden!
De werkstukuiteinden met de grijpstang met gevoel tegen de roterende messen van de fre-
esschijven schuiven.
Een te hoge freesdruk kan tot oververhitting en beschadiging van de free-
saandrijving leiden. Bij overbelasting resp. stilstand van de freesinrichting de
machine neerzetten en de druk verminderen!
Wanneer een vormstukuiteinde omwille van verschillende kwaliteiten van buisuiteinden niet mo-
et worden bewerkt, moet de aanslag voor het eenzijdige frezen aan de onderkant van de frees
naar de kant worden gedraaid die niet moet worden bewerkt.
Nadat de kopkanten van de buis vlak gefreesd zijn, wat aan een gelijkmatige, ononderbro-
ken spaan te erkennen is, de buiseinden langzaam uit elkaar draaien. Freesinrichting door
het naar voren trekken van de ring ontgrendelen en naar achteren klappen.
De werkstukken naar elkaar toe bewegen en controleren of de lasoppervlakten vlak, parallel
en axiaal zijn. Als dit niet het geval is, moeten de werkstukken opnieuw worden afgesteld en
moet het freesproces worden herhaald.
De axiale verschuiving tussen de werkstukken mag (volgens DVS) niet groter zijn dan 10% van
de wanddikte en de spleet tussen de vlakken mag niet groter zijn dan 0,5 mm. Met een schoon
werktuig (bijv. kwast) de eventueel aanwezige spanen in de buis verwijderen.
De gefreesde, voor lassen voorbereide oppervlakken mogen niet met de hand
aangeraakt worden, en moeten vrij van stof en vet zijn!
3.2.3
Lasbewerking
Klemgevaar! Bij het naar elkaar toe draaien van de spanbekken en buizen
juiste afstand van de Machine bewaren. Nooit in het werkbereik grijpen!
Het verwarmingselement tussen de buiseinden plaatsen.
Buisuiteinden naar elkaar toe bewegen, vereiste compensatiekracht opbrengen en stoppen
door de koordgreep vast te draaien.
Zodra de vereiste hoogte van de lasverbinding gelijkmatig over de volledige omtrek van bei-
de buisuiteinden is bereikt, de koordgreep losmaken, de kracht op de desbetreffende
NEDERLANDS
45