CST/BERGER Magna-Trak Serie Manual Original página 32

Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles
  • MX

Idiomas disponibles

  • MEXICANO, página 18
Montage
Batterijen inzetten of vervangen
Voor het gebruik van het meetgereedschap worden alkalimang-
aanbatterijen geadviseerd.
MT100/MT102: Vervang de batterijen zodra de batterij-indica-
tie 8 knippert.
MT200/MT202: Vervang de batterijen zodra de batterijo-
plaadindicatie 17 aangeeft dat dit nodig is (
Let bij het inzetten van de batterijen op de juiste poolaansluitin-
gen overeenkomstig de afbeelding in het batterijvak.
Vervang altijd alle batterijen tegelijk. Gebruik alleen batterijen
van één fabrikant en met dezelfde capaciteit.
 Neem de batterijen uit het meetgereedschap als u het
langdurig niet gebruikt. Als de batterijen lang worden be-
waard, kunnen deze gaan roesten en leegraken.
Gebruik
Ingebruikneming
 Bij het gebruik van het meetgereedschap weerklinken
onder bepaalde omstandigheden luide signaaltonen. Het
geluidsdrukniveau van de signaaltoon kan 80 dB(A)
overschrijden. Luide signaaltonen kunnen het gehoor be-
schadigen. Houd daarom het meetgereedschap uit de buurt
van het oor of van andere personen.
 Bescherm het meetgereedschap tegen vocht en fel zon-
licht.
 Stel het meetgereedschap niet bloot aan extreme tempe-
raturen of temperatuurschommelingen. Laat het bijvoor-
beeld niet lange tijd in de auto liggen. Laat het meetgereed-
schap bij grote temperatuurschommelingen eerst op de
juiste temperatuur komen voordat u het in gebruik neemt. Bij
extreme temperaturen of temperatuurschommelingen kan
de nauwkeurigheid van het meetgereedschap nadelig wor-
den beïnvloed.
In- en uitschakelen
 Houd het meetgereedschap niet dicht bij uw oor. Het lui-
de geluid kan het gehoor beschadigen.
MT100/MT102: Als u het meetgereedschap wilt inschakelen,
drukt u op de inschakeltoets 4. Als u het wilt uitschakelen,
drukt u op de uitschakeltoets 10.
MT200/MT202: Als u het meetgereedschap wilt inschakelen,
drukt u op de aan/uit-toets 14. Als u het meetgereedschap wilt
uitschakelen, drukt u op de aan/uit-toets 14.
Als u het meetgereedschap niet gebruikt, dient u het uit te scha-
kelen om energie te sparen.
Instelling van het geluidsvolume
MT100/MT102: Draai voor het instellen van het gewenste ge-
luidsvolume de draaiknop 2 met de wijzers van de knop mee of
tegen de wijzers van de knop in.
MT200/MT202: Druk voor het instellen van het gewenste ge-
luidsvolume op de toetsen voor de regeling van het geluidsvolu-
me 19. Met de toets „+" stelt u een hoger geluidsvolume in, met
de toets „–" stelt u een lager volume in.
Bij het uitschakelen van het meetgereedschap blijft het gekozen
geluidsvolume in het geheugen bewaard.
32 | Nederlands
Instelling van de sensorgevoeligheid
Stel de sensorgevoeligheid zodanig in dat het relatieve maxi-
mum van het signaal boven het voorwerp rond een waarde van
60 – 70 schommelt.
Aan de hand daarvan kan de nauwkeurige positie van het ge-
zochte voorwerp relatief goed worden bepaald, aangezien de
magnetische velden van kleine metaaldelen of van de omgeving
kunnen worden uitgesloten.
Als er diverse voorwerpen naast elkaar liggen, wordt de gevoe-
).
ligheid van de sensoren stapsgewijs minder totdat u duidelijk
van elkaar te onderscheiden signaalpieken krijgt.
MT100/MT102: Stel door het draaien van de draaiknop 1 een
passende sensorgevoeligheid in.
MT200/MT202: Druk voor het instellen van de gewenste sen-
sorgevoeligheid op de toetsen 15. Met de toets „+" stelt u een
hogere sensorgevoeligheid in, met de toets „–" stelt u een lage-
re gevoeligheid in.
Bij het uitschakelen van het meetgereedschap blijft de gekozen
sensorgevoeligheid in het geheugen bewaard.
Werking
Geluidssignaal
Als er zich geen ferromagnetisch voorwerp binnen reikwijdte
bevindt, klinkt er een lage basistoon. Bij het opsporen van een
dergelijk voorwerp wordt de frequentie van de toon hoger naar-
mate het signaal sterker wordt.
De signaalintensiteit is afhankelijk van de volgende factoren:
– Sensorgevoeligheid
– Grootte van het voorwerp
– Positie resp. diepte van het voorwerp
– Omgevingsinvloeden
Numerieke signaalindicatie
De numerieke signaalindicatie 7 geeft waarden in het bereik van
„0" tot „99" weer.
Als er geen ferromagnetisch voorwerp binnen reikwijdte is en
bij geringste sensorgevoeligheid wordt er een waarde tussen
„0" en „5" aangegeven. Het stijgen van de waarde geeft het na-
deren van een ferromagnetisch voorwerp aan en maakt gevolg-
trekkingen over de diepte, afstand en grootte van het opge-
spoorde voorwerp mogelijk.
MT202: De indicatie „+" resp. „–" vóór een waarde geeft de
polariteit van het voorwerp aan. Daarbij komt „+" overeen met
de noordpool en „–" met de zuidpool.
Analoge signaalindicatie (staafdiagram)
Het staafdiagram 9 wordt vanuit het midden langer naarmate
het signaal sterker wordt.
MT202: De richting waarin het staafdiagram uitslaat 9, geeft
aan op welke zijde van het meetpunt het centrum van het voor-
werp zich bevindt.
Stroomkabelindicator (MT102/MT202)
Elektromagnetische velden, die uitgaan van in de aarde geïn-
stalleerde hoogspanningskabels, worden door de elektronica
van het apparaat geregistreerd en in een knipperend signaal
omgezet.
De indicatie 5 („Caution Power Line") verschijnt op het dis-
play 6.
2 610 A16 292 • 12.7.13

Hide quick links:

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Productos relacionados para CST/BERGER Magna-Trak Serie

Tabla de contenido