2. Steek de stekker van de rode meetleiding in de meet
bus V/Ω en de zwarte meetleiding in de meetbus COM.
3. Verbindt de beide meetpunten met het meetobject (Bij
gelijkspanningsmeting polen juist: rood aan plus, zwart
aan minus). Bij negatieve ingangsspanning verschijnt
een minus voor de meetwaarde.
4. Ontvangt u bij handmatige bereikskeuze een over
loopindicatie („OL"), schakel dan direct naar het volgen-
de hogere bereik (toets „RANGE"). Is het hoogste bereik
ingesteld resp. automatische meetbereikskeuze geko-
zen, schakel dan bij het verschijnen van de overloopin
dicatie direct de spanning op het meetobject uit en kop-
pel het meetinstrument van het meetobject los.
Stroommeting AC/DC
Bij werkzaamheden aan spanningen met meer dan
30 V AC eff. of 42 V DC de nodige voorzichtigheid-
E -
E -
14
13
laten heersen, aangezien het gevaar op een stroom-
schok bestaat.
Voor het aansluiten van het meetinstrument op een
stroomcicrcuit moet de stroom van het stroomcir-
cuit worden uitgeschakeld. Condensatoren moeten
ontladen worden.
Voor de stroommeting onderbreekt u het te contro-
leren stroomcircuit en schakelt u het meetinstru-
ment in dit circuit in serie met de verbruiker.
Sluit nooit een spanningsbron op de meetbussen
van de multimeter aan, als een stroommeetbereik
is gekozen. Een kortsluiting en bij een spannings-
bron met voldoende vermogen een brand als ook
verbrandingen kunnen het gevolg zijn.
In het meetcircuit mag geen hogere spanning zijn
dan 1000 V (CAT III) resp. 600 V (CAT IV) tegen aarde
aanwezig zijn.
Gebruikshandleiding – Digitale Multimeter BE 50
Gebruikshandleiding – Digitale Multimeter BE 50