Tussen de aansluitingen resp. tussen de aanslui-
tingen en aarde nooit een spanning aanleggen, die
de aangegeven nominale spanning van het meet-
instrument overschrijdt(zie opdruk behuizing).
De meetleidingen met betrekking tot beschadigde
isolatie onderzoeken. Doorgang van de meetlei-
dingen testen, beschadigde meetleidingen ver-
vangen. Aanvullend de isolatie van de meetinstru-
mentbussen controleren.
Voor het gebruik de werking van het meetinstru-
ment door meten van een bekende spanning ga-
randeren.
De tegen de massa liggende meetleiding voor de
stroomvoerende meetleiding aansluiten. Bij het
afnemen van de meetleidingen in omgekeerde
volgorde te werk gaan, d.w.z., de stroomvoerende
meetleiding eerst loskoppelen.
1. Schakel de draaischakelaar in het spanningsmeet be-
Gebruikshandleiding – Digitale Multimeter BE 50
Voor elke spanningsmeting moet worden gega-
randeerd, dat het meetinstrument niet in het stro-
ommeetbereik is.
Toont het instrument direct na het aansluiten aan
het meetobject Overloop (OL), verwijder dan direct
de meetleidingen van het meetobject, nadat u dit
hebt uitgeschakeld.
Geen motoren in het meetcircuit tijdens de meting
in- of uitschakelen. Hoge spanningspieken zouden
het meetinstrument kunnen vernietigen.
reik, en kies met de toets „MODE" de gewenste
meetmodus (AC - wisselspannings meting; DC - Geli-
jkspanningsmeting).
E - 12