Frequente inspectie
Aan het begin van iedere werkperiode dient een frequente
inspectie uitgevoerd te worden op een takel die
doorlopend in bedrijf is. Er dienen bovendien visuele
inspecties uitgevoerd te worden tijdens normaal bedrijf
op eventuele schade of tekenen van gebreken.
1.
BEDIENING. Controleer op visuele gebreken of
abnormale geluiden (knarsen enz.) die op een
probleem kunnen duiden. Controleer of alle
bedieningselementen naar behoren werken en naar
de vrijloopstand teruglopen wanneer ze losgelaten
worden. Controleer of de ketting soepel door de
takel en het onderblok wordt geleid. Als de ketting
klemt, springt, erg veel lawaai of een klikkend
geluid maakt, dient u de ketting- schoon te maken
en te smeren. Als het probleem aanhoudt, dient u
de ketting te vervangen. De takel pas weer
gebruiken als alle problemen zijn verholpen.
2.
HAKEN. Controleer op slijtage of schade,
verwijde haakhals, verbogen schacht of verdraaide
haak. Vervang haken waarvan de halsopening de
maximaal toegestane breedte, aangegeven in tabel
2 (zie tek. MHP0040NL), overschrijdt, en haken
die meer dan 10° gedraaid zijn (zie tek.
MHP0111NL). Als de veiligheidsklep voorbij de
top van de haak springt, is de haak defect en dient
vervangen te worden. Controleer haaksteunlagers
op smering en schade. Controleer of zij makkelijk
en soepel draaien. Zonodig repareren of smeren.
3.
BOVENSTE EN ONDERSTE BEGRENZER. Test
de werking langzaam zonder belasting tot aan
beide uiteinden. Het omhooggaan moet stoppen
wanneer het onderblok of de stopbuffer op de
ketting de begrenzerarm of eindschakelaar van de
takel raakt. Het omlaaggaan moet stoppen wanneer
de lus aan het onbelaste einde van de ketting
kleiner wordt en de begrenzerarm of
eindschakelaar activeert.
(Tek. MHP0040NL)
Breedte haakhals
NL-8
Verdraaid
NIET GEBRUIKEN
(Tek.MHP0111NL)
4.
LUCHTSYSTEEM. Inspecteer alle verbindingen,
koppelstukken, slangen en onderdelen op tekenen
van luchtlekken. Repareer alle lekken die u vindt.
Filters, indien aanwezig, controleren en reinigen.
5.
BEDIENINGSELEMENTEN. Controleer tijdens
de werking van de takel of er snel en soepel op de
hangbediening wordt gereageerd. Controleer of de
bedieningselementen naar de vrijloopstand
terugkeren wanneer ze losgelaten worden. Als de
takel langzaam reageert of niet voldoende beweegt,
gebruik de takel dan pas weer als alle gebreken zijn
verholpen.
6.
VEILIGHEIDSKLEP. Controleer de werking van
de veiligheidsklep. Vervang hem indien hij
gebroken is of ontbreekt.
Tabel 2
Takelmodel
Palair 250 tot 1000 kg
Palair 1001 tot 2000 kg
LCA015S-E, LCA 030S-E en
LCA030D-E
LCA060S-E en LCA060D-E
LCA120D-E
LCA180T-E
LCA125S-E
LCA250D-E
LCA250Q-E
LCA375T-E
LCA500Q-E
LCA750T-E
LCA1000Q-E
Normaal
Kan gebruikt worden
Opening haakhals
Max.
Nieuwe
toegest
haak
ane
mm
haak
mm
27
31
32
36.8
38
43.7
48
55.2
65
74.8
89
102.4
57
65.5
81
93
101
116.2
106
121.9
115
132.2
156
180