EINDE RECOVERY - RESULTAAT negatief.
Resultaat TEST alternator - RESULTAAT positief.
Resultaat TEST alternator - RESULTAAT vold.
Resultaat TEST alternator - RESULTAAT positief.
3.4 Chemische samenstelling accu:
: Verzegelde loodaccu.
: Loodaccu type "AGM": loodaccus, verzegeld, met elektrolyt op
absorberend materiaal.
: Loodaccu type AGM met toevoeging van calcium Ca.
: Loodaccu "Enhanced Flooded Battery": loodaccu's met
vergevorderde startcapaciteit voor voertuigen met START-
STOP-functie.
: Algemene loodaccu bij lage temperaturen, onder 0°C.
: Lithium-ion-accu.
4. INSTALLATIE
PLAATS VAN DE ACCULADER
- Tijdens de werking de acculader stabiel neerzetten.
- De acculader niet optillen aan de voedingskabel of de laadkabel.
AANSLUITEN OP HET ELEKTRICITEITSNET
- De acculader mag uitsluitend worden aangesloten op een
voedingssysteem waarvan de nulgeleider is aangesloten op de aarde.
Controleren of de netspanning gelijk is aan de bedrijfsspanning.
- De voedingslijn moet voorzien zijn van beschermingssystemen, zoals
zekeringen of automatische onderbrekers, die voldoende zijn voor het
opnamemaximum van het apparaat.
- De acculader moet op het elektriciteitsnet worden aangesloten met de
speciale kabel.
- Eventuele verlengingen van de voedingskabel moeten een voldoende
doorsnede hebben en mogen nooit dunner zijn dan de bijgeleverde
kabel.
5. WERKING
VOORBEREIDING OP HET LADEN
N.B.: Voor het laden controleren of de capaciteit van de accu's (Ah) die
moeten worden opgeladen niet lager is dan de capaciteit die staat
aangegeven op het serieplaatje (C min).
De instructies precies in de hieronder aangegeven volgorde uitvoeren.
- De deksels van de accu's (indien aanwezig) verwijderen, zodat de
gassen die worden geproduceerd tijdens het laden naar buiten
kunnen.
- Controleren of het elektrolytpeil de accuplaatjes bedekt; als deze bloot
liggen, gedestilleerd water toevoegen totdat ze 5 -10 mm onder staan.
OPGELET! WEES ZEER VOORZICHTIG TIJDENS DEZE
HANDELING OMDAT ELEKTROLYT EEN STERK CORROSIEF
ZUUR IS.
- Controleren of de acculader is losgekoppeld van het elektriciteitsnet.
- De polariteit van de accuklemmen controleren: positief (symbool +) en
negatief (symbool -).
LET OP: als de symbolen niet te onderscheiden zijn, onthoud dan dat
de positieve klem de klem is die niet is aangesloten op het chassis van
de auto.
- De rode laadklem aansluiten op de positieve klem van de accu
(symbool +).
- De zwarte laadklem aansluiten op het chassis van het voertuig, ver
weg van de accu en de brandstofleiding.
LET OP: als de accu niet in de auto is geïnstalleerd, direct aansluiten op
de negatieve klem van de accu (symbool -).
LADEN
- De acculader voeden door de voedingskabel in het stopcontact te
steken.
- De laadfunctie selecteren met de toets van afb. A-1.
TEST
De acculader voeden door de voedingskabel in het stopcontact te
steken.
De functie TEST selecteren met de toets van afb. A-1.
LADEN VOLTOOID
- Als het symbool
laden is voltooid met positief resultaat.
- De voeding van de acculader loskoppelen door de stekker van de
voedingskabel uit het stopcontact te halen.
- De zwarte laadklem loskoppelen van het chassis van de auto of van de
negatieve klem van de accu (symbool -).
- De rode laadklem loskoppelen van de positieve klem van de accu
(symbool +).
- De acculader op een droge plaats neerzetten.
- De accucellen sluiten met de speciale doppen (indien aanwezig).
LADINGSBEHOUD (alleen actief in de modus TRONIC of PULSE
TRONIC)
- Houd de acculader aangesloten op het elektriciteitsnet.
- Onderbreek het laadproces niet.
- Houd de laadklemmen ook aangesloten op de accu nadat deze is
opgeladen.
De acculader onderbreekt en start de laadfase automatisch om de
accuspanning binnen het vooraf ingestelde spanningsbereik voor het
product te houden.
6. BESCHERMINGEN VAN DE BATTERIJLADER
De acculader beschermt zichzelf in het geval van:
- Overlading (excessieve verdeling van stroom naar de batterij).
- Kortsluiting (tangen voor het opladen in contact met elkaar geplaatst).
- Omkering van polariteit op de klemmen van de batterij.
- Het toestel is beschermd tegen overbelastingen, kortsluitingen en
inversie van polariteit middels interne elektronische beschermingen.
7. NUTTIGE RAADGEVINGEN
- Mogelijke incrustaties van oxide wegnemen van de positieve en
negatieve klemmen zodanig dat men een goed contact van de tangen
garandeert.
- Indien de batterij waarmee men deze batterijlader wenst te gebruiken
è permanent op een voertuig is aangesloten, moet men ook de
handleiding instructie en/of onderhoud van het voertuig raadplegen
op het punt "ELEKTRISCHE INSTALLATIE" of "ONDERHOUD". Bij
voorkeur, vóór het opladen, de positieve kabel die deel uitmaakt van
de elektrische installatie van het voertuig loskoppelen.
- 22 -
brandt, geeft de acculader aan dat het