brandingskamer bevindt;
– zet de ketel met de hoofdschakelaar
onder spanning; aan de hand van het
feit dat het groene led-indicatielampje
(3) gaat branden kunt u controleren
of het toestel onder stroom staat. De
brander gaat aan.
3.2.2
Ketelaquastaat (Abb. 8)
Stel de ketelaquastaat van de verwar-
mingsketel in op een temperatuur van
tenminste 60°C.
De ingestelde temperatuurwaarde kan
aan de hand van de thermometer worden
gecontroleerd.
3.2.3
Veiligheidsaquastaat (Abb. 9)
Zodra de temperatuur in de ketel boven
de 100°C stijgt schakelt de veiligheids-
aquastaat, die een handmatige reset-
functie heeft, in waardoor de brander
onmiddellijk dooft. Om de ketel weer
in werking te stellen moet u het zwarte
kapje eraf schroeven en moet u op het
knopje dat zich daaronder bevindt druk-
ken.
Als dit verschijnsel zich vaak voordoet
dan moet u een erkende vakman inscha-
kelen om de ketel na te laten kijken.
3.2.4
De installatie vullen
Controleer van tijd tot tijd of de hydro-
meter bij een koude installatie druk-
waarden uitwijst tussen de 1-1,2 bar
(98-117,6 kPa). Als de druk lager is dan 1
bar (98 kPa) moet u dit herstellen.
3.2.5
De ketel uitschakelen (Abb. 7)
Om de ketel tijdelijk uit te schakelen
moet u de stroom uitschakelen door
op de hoofdschakelaar te drukken. Het
lange tijd niet gebruiken van de ketel
brengt de noodzaak om enkele handelin-
gen te verrichten met zich mee:
– zet de hoofdschakelaar van de instal-
latie op uit;
– draai de brandstof- en de waterkranen
van de verwarmingsinstallatie dicht;
– laat de verwarmingsinstallatie leeglo-
pen als er vorstgevaar is.
3.2.6
Thermostaat tweede
fase modulatie (Abb. 10)
De thermostaat (TC2) is in de fabriek
ingesteld op 50°C. Om te ijken, verwijder
de beschermdop en gebruik een gepaste
schroevendraaier.
De thermostaat moet de brander omscha-
kelen op het minimumvermogen (tweede
fase).
58
60°C
TC2
Abb. 10
Abb. 8
Abb. 9