NEDERLANDS
ONDERDELENLIJST
A. Proximale klittenband
B. Tibiaschaal met open structuur
C. Laterale steun en distale klittenband
D. Mediale steun
E. Tapse voetplaat
HET AANPASSEN IN DE SCHOEN
• Verwijder, indien aanwezig, de steunzool uit de schoen.
• Zet de voetplaat van de AFO in de schoen. Schuur, indien nodig, de
voetplaat af zodat hij bij de schoenvorm past, of pas de vorm bij de
omtrek van de voet aan.
• Schuur niet te veel materiaal van de laterale kant van de voetplaat af,
zodat er voldoende ruimte tussen de mediale steun en de mediale
boog van de (Drop-) voet (Af b. 1) overblijft.
• Zorg ervoor dat de voetplaat stabiel op de schoenzool rust, over de
hele lengte van de schoen. Let erop dat de voetplaat en/of de
steunzool de hele lengte van de schoen bedekken, om AP verplaatsing
te voorkomen (Af b. 2).
• Indien beschikbaar, plaats dan de steunzool bovenop de voetplaat.
• Laat de patiënt de schoen en de AFO aandoen.1.2.
AANMETING VAN DE AFO AAN DE PATIËNT
• Verschuif de AFO naar voren of achteren tot hij goed past tussen het
distale deel van de voorste schaal en het laagste deel van de tibia
(Af b. 3).
• Als het distale deel van de voorste schaal te ver van het been
verwijderd is, kan dit zijn omdat het hielgedeelte van de voetplaat te
lang is. Snijd wat van het hielgedeelte van de voetplaat af en maak het
teengedeelte van de voetplaat langer.
• De orthese is nu klaar om de patiënt aangemeten te worden. 3.
DE AFO AANPASSEN
• De patiënt zit met zijn knieën 90° gebogen en zijn enkels in een
neutrale positie.
• Doe de AFO altijd eerst in de schoen, voordat de patiënt hem
aandoet.
• Lijn het distale gedeelte van de voorste schaal zodanig uit dat een
nauw contact verkregen wordt met het benedenste deel van de tibia,
en bevestig deze positie door het klittenband vast te maken (Af b. 4).
• Fixeer de onderste band en verzeker daarmee de positie van het
onderste deel van de schaal aan de tibia.
• De orthopedisch instrumentmaker wordt geadviseerd om de juiste
afstand te bepalen tussen de twee voorste steunen die langs het
benige gedeelte van het scheenbeen lopen, zodat de druk gelijk wordt
verdeeld. Bevestig de band over de 2 frontale haak- en lusdelen, van
de mediale naar de laterale kant (af b. 5).
• Zodra deze positie is vastgesteld hoeft deze in de toekomst niet meer
afgesteld te worden. Nu kan de patiënt de band rond zijn kuit
vastmaken met gebruik van slechts één hand. (Af b. 6).
• Leg aan de patiënt uit dat het voor het uitdoen van de orthese genoeg
is om dit deel van de band los te maken, waarbij de positie van de
voorste ondersteuningen behouden blijft.4.5.6.
D r a f t
35