10. In bedrijf nemen
10.1 Voorafgaand aan het opstarten
Schakel de pomp pas in wanneer het systeem met vloeistof is
gevuld en volledig is ontlucht. De vereiste minimale voordruk
moet beschikbaar zijn aan de zuigzijde van de pomp. Zie para-
grafen 4. Toepassingen en 13. Technische gegevens en installa-
tie-afmetingen.
10.2 Ontluchten van de pomp
Afb. 12 Ontluchten van de pomp
De pomp ontlucht zichzelf. Deze hoeft niet te worden ontlucht
voorafgaand aan het opstarten.
Lucht in de pomp kan geluid veroorzaken. Dit geluid is na een
paar minuten over.
Snelle ontluchting van de pomp kan tot stand worden gebracht
door de pomp korte tijd op toerental III in te stellen, afhankelijk
van systeemgrootte en ontwerp.
Wanneer de pomp ontlucht is, d.w.z wanneer het geluid is ver-
dwenen, stel de pomp dan in volgens de aanbevelingen.
Zie paragraaf 8. Instellen van de pomp.
Voorzichtig
De pomp mag niet drooglopen.
Het systeem mag niet worden ontlucht via de pomp.
Zie paragraaf 10.3 Ontluchten van verwarmingsystemen.
356
1
III
II
I
POWER
1
III
I
= 10 Min.
10.3 Ontluchten van verwarmingsystemen
1
2
III
II
I
POWER
Afb. 13 Ontluchten van verwarmingsystemen
Het verwarmingssysteem kan op de volgende manieren worden
ontlucht:
•
via een ontluchtklep die boven de pomp is geïnstalleerd (A)
•
via een pomphuis met luchtafscheider (B).
In verwarmingsystemen die vaak veel lucht bevatten adviseren
we om pompen te installeren met een pomphuis met luchtafschei-
der, d.w.z. ALPHA1 pompen, type ALPHA1 XX-XX A.
Volg de onderstaande procedure wanneer het verwarmingsy-
steem met vloeistof is gevuld:
1. Open het ontluchtingsventiel.
2. Stel de pomp in op toerental III.
3. Laat de pomp korte tijd draaien, afhankelijk van systeem-
grootte en ontwerp.
4. Wanneer het systeem ontlucht is, d.w.z wanneer het eventu-
ele geluid is verdwenen, stel de pomp dan in volgens de aan-
bevelingen. Zie paragraaf 8. Instellen van de pomp.
Herhaal de procedure zo nodig.
Voorzichtig
De pomp mag niet drooglopen.
A
B
3
III
I
= 10 Min.