4.5
REGELING VAN DE LUCHTKLEP
Voor de regeling: handel op de schroef (7) nadat de moer gelost werd (8). De waarden in de tabel hebben
betrekking op 12% CO
Bij het stoppen van de brander sluit de luchtklep automatisch, tot een max. onderdruk in de schouw van
0,5 mbar.
4.6
REGELING VAN DE GLEUVEN VOOR DE HERCIRCULATIE VAN DE ROOKGASSEN,
De vlampijp is voorzien van een systeem om de gleuven voor de
recirculatie van de rookgassen af te stellen; met dit systeem kan
het kloppen bij het starten van de brander verminderd worden.
De brander verlaat de fabriek met de gleuven helemaal open.
Voor de regeling als volgt te werk gaan:
Los de schroef (1).
Draai de ring (2) zodanig dat de gleuven gedeeltelijk gesloten
worden totdat de brander niet meer klopt, en controleer of de
verbrandingswaarden zich binnen de van kracht zijnde nor-
menstelsels bevinden.
Sluit de schroef (1).
4.7
POMPDRUK
Wordt in de fabriek ingesteld op 12 bar. Om de druk te wijzigen, de schroef (5, fig. 7, blz. 5) gebruiken.
4.8
REGELING VAN DE VLAMDETECTOR,
De vlamdetector wordt in de fabriek geijkt op positie 4.
Deze bestaat uit het volgende:
Potentiometer (3): regelt de gevoeligheid.
Led (1): duidt de gevoeligheid aan.
Led (2): duidt de werking aan.
OPGELET
Tijdens de fase van de voorventilatie blijven de leds (1 en 2) uit.
De stabiele werking wordt aangeduid wanneer beide leds
oplichten.
Voer de regeling als volgt uit:
Handel op de potentiometer (3) door in tegenwijzerszin te
draaien tot de led (1) knippert, zodat de minimum waarde van
het merkteken wordt bepaald.
Handel op de potentiometer (3) door in wijzerszin te draaien,
tot een stabiele helderheid van de led (1) wordt bepaald.
Beschouw de definitieve ijking als de gedetecteerde minimum
waarde, vermeerdert met 1 of 2 merktekens.
Controleer na minstens 5 minuten pauze of er bij deze rege-
ling een correct startprogramma van de brander mogelijk is.
4.9
VOORVERWARMING VAN DE BRANDSTOF
Om een regelmatige ontsteking en werking te verzekeren, ook bij lage temperaturen, is er in de branderkop een
olievoorverwarmer voorzien. De voorverwarmer treedt in werking bij sluiting van de thermostaten.
De toestemming voor het starten van de brander wordt gegeven door een thermostaat op de verstuiverhouder
zodra de optimale temperatuur voor de ontsteking bereikt is.
De voorverwarming blijft in werking zolang de brander werkt en slaat uit bij de branderstop.
3399
(fig. 14, blz. 8)
en op niveau van de zeespiegel.
2
Fig. 16
S7329
(fig. 17)
Zwart
9
NL
Fig. 17
1
Bruin
(fig. 16)
3
2
Blauw
S7903