10. Controle van motor en kabel
1. Voedingsspanning
2. Stroomverbruik
Punt 3 en 4: Doormeten is niet nodig als voedingspanning en stroomverbruik normaal zijn.
3. Weerstand van de
wikkelingen
Meet de spanning tussen de
fasen met behulp van een
voltmeter. Meet bij
eenfasemotoren tussen de
fase en neutraal of tussen
twee fasen, afhankelijk van
het type voeding. Sluit de
voltmeter aan op de
klemmen in het
motorbeveiligingsrelais.
Meet de stroomsterkte van
elke fase terwijl de pomp
draait bij constante persdruk
(indien mogelijk bij de
capaciteit waarbij de motor
het zwaarst wordt belast).
Zie het typeplaatje voor de
maximale stroomsterkte.
Koppel de onderwaterkabel
los van de motorbeveiliging.
Meet de weerstand van de
wikkelingen tussen de aders
van de onderwaterkabel.
Bij belasting van de motor dient de spanning
zich te bevinden binnen het bereik dat
beschreven staat in paragraaf
De motor kan doorbranden als er grotere
variaties in de spanning zijn. Grote variaties in
de spanning zijn een indicatie voor slechte
voedingsspanning. In dergelijke situaties dient
de pomp te worden uitgeschakeld tot het
defect is opgelost.
Bij driefasenmotoren mag het verschil tussen
de stroomsterkte in de fase met het hoogste
verbruik en de stroomsterkte in de fase met
het laagste verbruik niet meer dan 5 %
bedragen. Als dat wel het geval is of als de
stroomsterkte groter is dan de nominale
stroom, kan dit de volgende oorzaken hebben:
• De contacten van het
motorbeveiligingsrelais zijn doorgebrand.
– Vervang de contacten of de schakelkast
voor eenfasebedrijf.
• Slecht contact in de bedrading, mogelijk bij
de kabelverbinding.
– Zie punt 3.
• Te lage of te hoge voedingspanning.
– Zie punt 1.
• De motorwikkelingen maken kortsluiting of
zijn gedeeltelijk van elkaar losgeraakt.
– Zie punt 3.
• Een beschadigde pomp veroorzaakt
overbelasting van de motor.
– De pomp moet worden nagekeken.
• De weerstandswaarde van de
motorwikkelingen wijkt te veel af
(drie-fasen).
– Plaats de fasen in fasevolgorde voor een
uniformere belasting. Zie punt 3 als dit
niet helpt.
Driefasenmotoren: De afwijking tussen de
hoogste en de laagste waarde mag niet meer
dan 10 % bedragen. Haal de pomp uit het
boorgat als de afwijking groter is. Meet de
motor, motorkabel en onderwaterkabel apart
door, en herstel/vervang defecte onderdelen.
Opmerking: Bij één-fase driedraadsmotoren
zal de bedrijfswikkeling de laagste weerstand
aangeven.
5.1
Algemeen.
277