3.4
CONTROLES VOORAFGAAND AAN HET OPSTARTEN
3.4.1 HET OLIEPEIL CONTROLEREN
U kunt pas het oliepeil controleren als de maaier horizontaal staat. U kunt bij de olievuldop wanneer u de motorkap openkantelt.
Schroef de oliepeilstok eruit, veeg de stok droog, steek hem er weer in en schroef hem er weer in. Schroef hem er dan weer uit en
lees het oliepeil af.
Oliepeil op de peilstok:
(1) - (ADD) laag oliepeil
3.3.2g
(2) - (FULL) maximum oliepeil
Het oliepeil moet tussen de twee markeringen op de peilstok staan. Zo niet, voeg dan motorolie toe totdat de "FULL" markering
wordt bereikt. Het type van de motorolie wordt vermeld in de gebruikershandleiding van de motor.
U moet het oliepeil controleren voordat u gras gaat maaien. Het type van de motorolie wordt vermeld in de gebruikershandleiding van
de motor.
3.4.2 DE ACCU CONTROLEREN
Controleer het laadniveau van de accu volgens de instructies in de gebruikershandleiding van de accu. Houd u aan alle instructies
van de fabrikant, vooral bij het controleren en laden van de accu.
3.4.3 DE BRANDSTOFTANK VULLEN MET BRANDSTOF
Om veiligheidsredenen wordt de tractormaaier vervoerd zonder brandstof en daarom moet voorafgaand aan het eerste opstarten
brandstof in de tank worden gedaan. Afhankelijk van het ontwerp van de maaier bevindt de brandstoftank zich onder de motorkap
voor of in het linkerspatbord, de brandstoftank heeft een capaciteit van 14 l.
Gebruik alleen benzine met het octaangetal dat wordt aangeduid in de gebruikershandleiding van de motor. Defecten die veroorzaakt
worden door een verkeerde brandstof vallen niet onder de garantie!
Vul de brandstoftank alleen wanneer de motor is uitgeschakeld en de motor koud is. Vul de brandstoftank in een goed
geventileerde ruimte.
Eet en rook niet en gebruik geen open vuur wanneer u met brandstoffen werkt.
Gebruik voor het vullen van de brandstoftank een geschikte trechter.
Houd u aan de maximaal toegestane niveau voor de brandstoftank, d.w.z. het brandstofniveau staat onder in de vulopening. Vul
de brandstoftank nooit tot boven dit maximale niveau.
Let erop dat u bij het vullen van de tank geen brandstof morst. Gemorste brandstof kan gemakkelijk vlam vatten. Als u brandstof
morst, veeg de gemorste brandstof dan grondig droog.
Bewaar brandstof buiten het bereik van kinderen.
Het type brandstof wordt vermeld in de gebruikershandleiding van motor.
Procedure voor het tanken van brandstof:
► Open de dop van de brandstoftank. Open deze langzaam want er kan overdruk in de
brandstoftank heersen die wordt veroorzaakt door benzinedampen.
► Plaats een trechter in de opening van de brandstoftank en begin de brandstof uit de
voorraadtank te gieten. Het brandstofniveau mag onder geen enkele voorwaarde hoger
uitkomen dan de onderzijde van de vulopening.
► Veeg na het vullen van de brandstoftank altijd het gebied rond de opening van
de brandstoftank droog en ook de opening van de brandstoftank zelf. U kunt het
brandstofniveau aflezen aan de strepen.
U wordt geadviseerd de brandstoftank regelmatig schoon te maken omdat onzuiverheden in
de brandstof kunnen leiden tot storingen van de motor.
3.4.4 DE BANDENSPANNING CONTROLEREN
Controleer de bandenspanning, voordat u de maaier in gebruik neemt.
De luchtdruk in de banden voor en achter moet tussen 80 - 120 kPa liggen.
Het verschil in bandenspanning mag ± 10 KPa zijn.
Overschrijd niet de maximale bandenspanning die op de banden staat vermeld.
229
MAX
80 - 120 kPa