Nederlands
Hogedrukreiniger buiten het
waterleidingnet om
aansluiten
De hogedrukreiniger kan in de zuigstand
alleen met behulp van de aanzuigset
(speciaal toebehoren) worden gebruikt.
LET OP
In principe een waterfilter gebruiken.
Het apparaat op het waterleidingnet
N
aansluiten en vervolgens
overeenkomstig de handleiding
even inschakelen
Apparaat uitschakelen
N
Spuitlans losmaken van de
N
hogedrukslang
Slangkoppeling van de
N
wateraansluiting losdraaien
Aanzuigset met het meegeleverde
N
aansluitstuk op de wateraansluiting
aansluiten
Beslist het met de aanzuigset
meegeleverde aansluitstuk gebruiken.
De met de hogedrukreiniger standaard
meegeleverde slangkoppelingen zijn
niet geschikt voor de zuigstand omdat
deze niet geheel afsluiten en daarom
niet geschikt zijn voor het aanzuigen van
water.
De zuigslang met water vullen en de
N
zuigklok van de zuigslang in het
waterreservoir dompelen – geen
vervuild water aanzuigen
De hogedrukslang met de hand
N
naar beneden houden
Apparaat inschakelen
N
158
All manuals and user guides at all-guides.com
Wachten tot er een gelijkmatige
N
waterstraal bij de hogedrukslang
naar buiten stroomt
Apparaat uitschakelen
N
Spuitlans aansluiten
N
Het apparaat met geopend
N
spuitpistool inschakelen
Het spuitpistool meerdere malen
N
even inschakelen om het apparaat
zo snel mogelijk te ontluchten
Apparaat op het lichtnet
aansluiten
De spanning en de frequentie van het
apparaat (zie typeplaatje) moeten
corresponderen met de spanning en de
frequentie van het elektriciteitsnet.
De minimale beveiliging (zekering) van
de netaansluiting moet overeenkomstig
de technische gegevens zijn uitgevoerd
– zie "Technische gegevens".
Het apparaat moet via een
aardlekschakelaar op het
elektriciteitsnet worden aangesloten, die
de stroomtoevoer onderbreekt als de
aardlekstroom gedurende 30 ms hoger
is dan 30 mA.
De netkabel moet voldoen aan
IEC 60364-1 en aan de nationale
voorschriften.
Bij het inschakelen van het apparaat
kunnen de bij een instabiel
spanningsnet optredende
spanningsschommelingen (hoge
netimpedantie) de andere aangesloten
gebruikers beïnvloeden. Bij een
netimpedantie kleiner dan 0,15 ohm zijn
er geen storingen te verwachten.
De verlengkabel moet, afhankelijk van
de netspanning en de kabellengte, de
vermelde minimale doorsnede hebben.
Kabellengte
Minimale
doorsnede
220 V – 240 V:
Tot 20 m
1,5 mm
20 m tot 50 m
2,5 mm
100 V – 127 V:
Tot 10 m
AWG 14/2,0 mm
10 m tot 30 m
AWG 12/3,5 mm
2
2
2
2
RE 98