KAPITTEL 4 - BESTUURDERSPLAATS EN BEDIENINGSELEMENTEN
4.1.
PLAATS VAN DE BESTUURDERSPLAATS
De bestuurdersplaats die tijdens het gebruik van de machine moet worden ingenomen door de operator is alleen
de plaats die wordt aangegeven in Afbeelding 7 . Afhankelijk van de uitrusting, kan de bestuurdersplaats worden
beveiligd met een rolbeugel (A, Afbeelding 7, zijdelingse afscherming ontbreekt) of met een cabine (B, Afbeelding
7, zijdelingse afschermingen aanwezig) . Het bereiken van de bestuurdersplaats wordt vergemakkelijkt door
een opstapje (1, Afbeelding 7) . In geval van een beschermende cabine wordt de bestuurdersplaats betreden
en verlaten door het portier te openen/sluiten door midden van de daarop aanwezige binnenste en buitenste
handgreep (2, Afbeelding 7) .
Alle handbediende bedieningselementen en pedalen voor het gebruik van de machine bevinden zich in
overeenstemming met de bestuurdersstoel, zoals aangegeven in Afbeelding 8 .
Afbeelding 7
Afbeelding 8
262