DE POMP INSTALLEREN
1. Bepaal de positie van de pomp.
2. Installeer de pomp horizontaal.
3. Gebruik de pompvoeten om de pomp te installeren en zet
de pomp vast door de bevestigingsbouten beurtelings iets
aan te halen.
Raadpleeg de gebruikshandleiding voor uitgebreide installatie-
instructies en het inlaatdrukbereik.
Pompen zijn geen kleppen en mogen
nooit als kleppen worden gebruikt of
WAARSCHUWING
behandeld.
Beschermende materialen en
transportlabels moeten vóór gebruik
WAARSCHUWING
worden verwijderd.
DE DEMPER INSTALLEREN
1. Bepaal de positie van de demper. Installeer de demper bij
voorkeur binnen 1 meter van de pomp.
2. Installeer de demper horizontaal.
3. Sluit de pomp en demper aan met een slang of flexibel
materiaal.
Raadpleeg de gebruikshandleiding voor uitgebreide installatie-
instructies en het inlaatdrukbereik.
Dempers zijn geen kleppen en mogen
nooit als kleppen worden gebruikt of
WAARSCHUWING
behandeld.
Beschermende materialen en
transportlabels moeten vóór gebruik
WAARSCHUWING
worden verwijderd.
DE AARDVERBINDING AANBRENGEN
Breng bij het installeren van het product de aarddraad op
de gespecificeerde plaats aan. Zie voor de gespecificeerde
montageplaats van de aarddraad DOC-1 in de BIJLAGE. De
aarddraad moet een kern van 4,0 mm
DE UITLAAT AANBRENGEN
Breng de uitlaat aan als het uitlaatpunt op enige afstand van
de pomp moet worden geplaatst.
Gebruik een leiding/slang met dezelfde diameter als de
uitlaatpoort.
Blokkeren van de uitlaat of gebruik van
een uitlaatleiding/-slang met een lengte
LET OP
van meer dan 5 meter kan resulteren in
verminderde pompprestaties.
Afhankelijk van de omstandigheden kan
het product tijdens bedrijf een hoog
LET OP
geluidsniveau produceren.
Bescherm mensen, dieren en omrin-
WAARSCHUWING
gende faciliteiten tegen de uitlaatpoort.
DE LUCHTLEIDINGEN AANSLUITEN
Sluit een filterregelaar aan tussen de compressor en de pomp
en gebruik indien nodig een smeerinrichting. Gebruik een
flexibele luchtslang met dezelfde diameter als de bijgeleverde
kogelkraan die geschikt is voor het luchtverbruik. Houd voor
de beste prestaties de luchtleiding zo kort mogelijk.
Plaats de kogelkraan zodanig dat deze
WAARSCHUWING
in noodgevallen bereikbaar is.
Gebruik altijd turbineolie van Klasse
1 (ISO VG32) voor smering in niet-
WAARSCHUWING
explosieve omgevingen.
of dikker hebben.
2
DE VLOEISTOFLEIDINGEN AANSLUITEN
Zet koppelingen voor het aansluiten van leidingen of slangen
op het verdeelstuk niet te vast. Anders kan het verdeelstuk
beschadigd raken.
Zet leidingen of slangen als volgt op het verdeelstuk vast:
1. Breng afdichttape aan op de schroefdraad van een verbinding of
de koppeling die op het verdeelstuk moet worden aangesloten.
2. Schroef de koppeling correct op het verdeelstuk en draai
deze geheel handvast.
3. Haal de koppeling vervolgens nog eens twee slagen aan
met een gereedschap. Zet als er lekkage optreedt de
koppeling telkens een klein beetje vaster.
Breng als een onbuigzame leiding wordt gebruikt flexibele
verbindingen aan op zowel de inlaat- als uitlaatpoort.
De diameters van leidingen en slangen moeten gelijk zijn aan
of groter zijn dan de poortmaat van de pomp. Lange aanzuig-
en afvoerleidingen kunnen de pompprestaties verminderen.
Raadpleeg het schema onder "DE POMP INSTALLEREN" voor
een installatievoorbeeld.
OUTLET
OUTLET
INLET
INLET
STANDARD PUMPS
Bij de NDP-50FAN bevindt de inlaatpoort
zich boven op de pomp. De vloeistofafvoer
LET OP
vind plaats via de poort aan de onderzijde.
6. GEBRUIK
Controleer alvorens leidingen of slangen op de pomp aan te
sluiten of alle perslucht uit het systeem is afgelaten.
STARTEN
Pomp
1. Controleer de aanhaalmomenten van alle bouten aan de
buitenzijde van de pomp (zie DOC-1 in de BIJLAGE).
2. Controleer of de luchttoevoerklep, de kogelkraan van de
pomp, de regelaar en de aftapklep aan de afvoerzijde
gesloten zijn. Controleer ook of de inlaatstroomklep aan de
aanzuigzijde open is.
3. Start de luchtcompressor.
4. Open de luchttoevoerklep en stel de toevoerluchtdruk met
een regelaar in binnen het toegestane bereik (raadpleeg
GEBRUIKSDOEL op pagina NL-56).
5. Open de uitlaatklep aan de afvoerzijde.
6. Druk op de knop RESET (behalve bij G15P, G15V en G25)
en open dan langzaam de kogelkraan van de pomp.
7. Controleer of er vloeistof door de leidingen stroomt en naar
de afvoerzijde wordt gepompt, en draai de kogelkraan dan
volledig open.
8. Stel de toevoerluchtdruk opnieuw met een regelaar binnen
het toegestane bereik in om het pompdebiet in te stellen.
(Raadpleeg GEBRUIKSDOEL op pagina NL-56)
Draai de kogelkraan niet abrupt open.
WAARSCHUWING
Probeer nooit om een lekkage tegen
te houden met een lichaamsdeel.
WAARSCHUWING
Geïnjecteerde materialen kunnen
ernstig letsel of overlijden veroorzaken.
Trage pompcycli verminderen de pompslijtage.
LET OP
INLET
OUTLET
NDP-50FAN
NL
NL-57