CONTROLE OP ELEKTRISCHE VEILIGHEID EN GASLEKKAGE
•
Controle op elektrische veiligheid
Controleer na afloop van de installatie de elektrische veiligheid:
1.
Isolatieweerstand
De isolatieweerstand moet meer dan 2M
2.
Massaverbinding
Na het aanbrengen van de aardverbinding moet de aardingsweerstand visueel worden gecontro-
leerd met behulp van een aardingsweerstandmeter. Zorg ervoor dat de aardingsweerstand minder
q
dan 4
bedraagt.
3.
Controle op lekstroom (uitvoeren tijdens proefdraaien)
Gebruik na afloop van de installatie en tijdens het proefdraaien een elektrosonde en een multi-
meter om te controleren op lekstroom. Schakel de unit onmiddellijk uit als er sprake is van lek-
stroom. Controleer het systeem en zoek een oplossing totdat de unit weer normaal werkt.
•
Controle op gaslekkage
1.
Zeepsopmethode:
Breng met een zachte borstel zeepsop of een vloeibaar neutraal reinigingsmiddel aan op de aan-
sluiting van de binnenunit of de aansluitingen van de buitenunit, en controleer op lekkage bij de
aansluitpunten van de leidingen. Als er luchtbellen verschijnen, lekken de leidingen.
2.
Speciale lekdetector
Gebruik de lekdetector om te controleren op lekkage.
Controlepunt
binnenunit
Afdekking
Controlepunt
buitenunit
Fig. 25
PROEFDRAAIEN
Na afloop van de gaslektest en de controle op elektrische veiligheid moet het systeem worden proefge-
draaid.
1.
Til het paneel omhoog totdat het vergrendeld is. Til het paneel niet verder omhoog wanneer het een
klikgeluid heeft gegeven.
2.
Druk de knop voor handmatige bediening tweemaal in totdat de bedrijfsindicator gaat branden; de
unit werkt nu in de modus Geforceerde koeling.
3.
Controleer tijdens het proefdraaien of alle functies goed werken. Controleer met name of de afvoer uit
de binnenunit soepel verloopt.
4.
Druk de knop voor handmatige bediening na afloop van het proefdraaien opnieuw in. De bedrijfsin-
dicator gaat uit, de werking van de unit wordt stopgezet en de unit is nu gereed voor gebruik.
Knop voor
handmatige
bediening
q
bedragen.
D
C
B
A
AUTO/
COOL
D
C
B
A
1
81