5
Bediening
5.1
Veiligheidsaanwijzingen voor het
gebruik
De laadbrug is zo geconstrueerd, dat gevaren voor
de bediener, resp. in de buurt aanwezige personen
m.b.t. beknelling, snijden, scharen en grijpen zoveel
mogelijk zijn uitgesloten. Voor een veilig gebruik de
laadbrug moet desondanks rekening worden gehou-
den met de volgende punten:
•
Worden beschadigingen geconstateerd die de
veiligheid van de laadbrug in gevaar brengen,
moet de laadbrug door een deskundige persoon
worden gecontroleerd en mag hij tot het
beëindigen van reparatiewerkzaamheden niet
worden gebruikt.
•
Het gebruik van de laadbrug mag alleen
gebeuren door geïnstrueerde personen. Deze
moeten vertrouwd zijn met de van toepassing
zijnde veiligheidsvoorschriften.
•
De voor de gebruikslocatie geldende lokale
ongevalpreventievoorschriften en algemene
veiligheidsbepalingen opvolgen.
•
De exploitant van de laadbrug moet zorgen voor
voldoende verlichting op de werkplek.
•
Controleer de laadbrug regelmatig op opvallende
gebreken en laat gebreken onmiddellijk
verhelpen.
•
Het gebruik van de laadbrug is alleen toegestaan
binnen een omgevingstemperatuurbereik van
-20 °C tot +40 °C.
•
De laadbrug niet hoger belasten dan de
opgegeven nominale last.
•
De laadbrug alleen berijden als de toegestane
hellingshoek van 12,5 % (7°) wordt
aangehouden. Oranje markeringen op het
laadbrugplatform en ook op de wand van de
inbouwpositie bij laadbruggen met een nominale
lengte van 2000 mm tonen het verlaten van het
toegestane hellingbereik. Houd ook rekening met
de toegestane helling voor het gebruik van het
gebruikte intern transportmiddel.
•
Het laadbrugplatform mag alleen op het laadvlak
van de vrachtwagen worden geplaatst, niet op
een voertuiglaadplatform.
•
De toegestane spoorbreedte van de gebruikte
heftruck moet 700 mm kleiner zijn dan de
nominale breedte van de laadbrug (bijv. nominale
breedte 2000 mm → heftruckbreedte maximaal
1300 mm).
•
Het te beladen of lossen voertuig alleen
bewegen, als de laadbrug in de ruststand staat.
•
De klaplip moet 80 mm tot 130 mm diep en over
gehele breedte op de vrachtwagen aanliggen.
98 - NL
5.2
Bediening van de besturing
Voor de bediening de montage- en gebruikshandlei-
ding van de laadbrugbesturing lezen.
5.3
Bedrijf van de laadbrug
Knelgevaar door vallende laadbrug!
WAARSCHUWING
Ledematen van personen kunnen door
de werlende laadbrug bekneld raken.
•
•
Struikel- of valgevaar bij geheven
VOORZICHTIG
laadbrugplatform!
Bij geheven en bij het niet gebruiken
hiervan laadbrugplatform bestaat strui-
kel- of valgevaar.
•
5.3.1 Vrachtwagen positioneren
•
Zorg dat tussen de laadbrug en de
achteruitrijdende vrachtwagen geen personen en
hindernissen aanwezig zijn.
•
De vrachtwagen met geopende deur en
neergelaten laadlift positioneren.
•
Beveilig de vrachtwagen met de rem en
wielblokken, resp. veiligheidswielblokken
(optioneel)
Deze montage-, bedienings- en onderhoudshandleiding moet tijdens de gehele gebruiksduur worden bewaard!
De laadbrug moet zichtbaar zijn
vanaf de bedieningslocatie.
Tijdens het omhoog en omlaag be-
wegen van de laadbrug mogen
geen personen binnen het bewe-
gingsbereik van de laadbrug aan-
wezig zijn.
De laadbrug na gebruik direct in de
ruststand brengen.