Controle vóór ingebruikname
•
Controleer of de bedrading niet beschadigd of los is.
•
Controleer of de luchtfilters geplaatst zijn.
•
Controleer of de luchtuitlaat of –inlaat niet geblokkeerd zijn wanneer de airconditioner gedurende
langere tijd niet in gebruik is.
WAARSCHUWING
• Raak de metalen delen van het apparaat niet aan wanneer u het filter verwijdert. Scherpe
metalen randen kunnen verwondingen voorzaken.
• Gebruik geen water om de binnenzijde van de unit te reinigen. Water kan de isolatie
beschadigen, hetgeen kan leiden tot elektrische schokken.
• Controleer altijd voordat u de unit gaat schoonmaken of de stroom en de stroomonderbreker
zijn uitgeschakeld.
J
BEDIENINGSTIPS
De volgende problemen kunnen voorkomen tijdens normale werking.
1. Beveiliging van de airconditioner.
Beveiliging van de compressor
•
De compressor kan niet starten binnen 3 minuten nadat hij is uitgeschakeld.
Anti-tocht
•
De unit is zo ontworpen dat hij in de stand Verwarmen "HEAT" geen koude lucht uitblaast wanneer de
binnen warmtewisselaar zich in een van de volgende drie situaties bevindt en de ingestelde tempera-
tuur nog niet is bereikt.
A. Wanneer de unit net begint te verwarmen.
B. Tijdens ontdooien.
C. Bij verwarmen bij lage temperatuur.
Ontdooien
•
De binnen- of buitenventilator stopt tijdens het ontdooien.
•
Tijdens de verwarmingscyclus kan zich ijs op de buitenunit vormen wanneer de buitentemperatuur laag
is en de luchtvochtigheid hoog. Hierdoor heeft de airconditioner minder verwarmingscapaciteit.
•
In dit geval zal de airconditioner regelmatig stoppen met verwarmen en wordt de ontdooicyclus auto-
matisch gestart.
•
De ontdooitijd kan variëren van 4 tot 10 minuten, afhankelijk van de buitentemperatuur en de hoe-
veelheid gevormd ijs op de buitenunit.
1
150