NL
2. Zet de klemhendel (25) los door deze in tegen-
wijzerzin te draaien.
3. Positioneer het werkstuk aan de hand van het
laserkruis.
4. Zet de klemhendel (25) in wijzerzin vast tot het
werkstuk stevig geklemd is.
5. Zet na het boren de klemhendel (25) los door
deze in tegenwijzerzin te draaien.
Een werkstuk klemmen met de snelsluitklem
De snelsluitklem kan gebruikt worden voor ver-
schillende klemtoepassingen en is ideaal voor het
klemmen van ronde of tubulaire materialen en voor
staalplaat en houten borden.
1. Monteer de snelsluitklem (9) zoals wordt
uitgelegd in het hoofdstuk "De snelsluitklem
monteren".
2. Zet de klemhendel (10) los door deze in tegen-
wijzerzin te draaien.
3. Positioneer het werkstuk aan de hand van het
laserkruis.
4. Laat de snelsluitklem (9) op het werkstuk rus-
ten. Bekijk afbeelding N als een voorbeeld.
5. Zet de klemhendel (10) in wijzerzin vast tot het
werkstuk stevig geklemd is.
6. Zet na het boren de klemhendel (10) los door
deze in tegenwijzerzin te draaien. Draai de snel-
sluitklem (9) opzij en verwijder het werkstuk.
Een werkstuk klemmen met de snelsluitklem ge-
combineerd met de langsgeleiding
Risico op letsel! Het is verboden om
werkstukken met de hand vast te houden,
dit is immers gevaarlijk. De langsgeleiding
kan alleen samen met de snelsluitklem of
een gelijkaardige klemuitrusting gebruikt
worden. Het is niet toegestaan om de
langsgeleiding te gebruiken en het
werkstuk met de hand vast te houden.
De parallelle langsgeleiding (16) wordt gebruikt om
te voorkomen dat grote werkstukken draaien. Het
kan alleen gebruikt worden in combinatie met de
snelsluitklem, het is niet mogelijk om het met de
bankschroef van de machine te gebruiken.
1. Monteer de parallelle langsgeleiding (16) zoals
wordt uitgelegd in het hoofdstuk "De parallelle
langsgeleiding monteren".
40
2. Gebruik de snelsluitklem om het werkstuk te
bevestigen. Bekijk: "Een werkstuk klemmen
met de snelsluitklem".
De dieptestop afstellen (Afb B)
U kunt de dieptestop afstellen, om de boordiepte
te beperken.
1. Zet de knop (31) van de dieptestop voor het
boren los, zie ook afbeelding B.
2. Stel de dieptestop in op de gewenste diepte,
door middel van de diepteschaal (32).
3. Klem het werkstuk in de bankschroef (zie
hoofdstuk "Het werkstuk klemmen").
4. Stel de hoogte van de machinekop in (zie hoofd-
stuk "Hoogte-instelling").
5. Plaats de boortip lichtjes op het werkstuk en
bepaal het nulpunt (zie hoofdstuk "Het nulpunt
van de boordiepte bepalen").
6. Een testboring uitvoeren.
7. Zodra de gewenste diepte wordt weergegeven
op het scherm (30), zet u de knop (31) van de
boordiepte stevig vast.
8. De dieptestop is nu vergrendeld op de gewens-
te boordiepte.
Boren
Risico op schade! Laat de kolomboor
afkoelen tot kamertemperatuur nadat deze
15 minuten gebruikt werd voordat u verder
werkt.
De boor kan vast komen te zitten in het
werkstuk wanneer deze uit het werkstuk
verwijderd wordt, wat terugslag kan
veroorzaken. Vertraag daarom zeker de
aanvoerbeweging op het einde van de
boorprocedure.
Sta altijd voor het elektrisch gereedschap.
Dit zal ervoor zorgen dat u altijd een goed
zich op het boorpunt hebt. Houd handen en
vingers uit de buurt van het draaiend
toepassingsmiddel. Reik niet met één arm
over de andere wanneer u zich voor de
aandrijfeenheid bevindt.
1. Bereid de kolomboor en het werkstuk voor zoals
wordt beschreven in voorgaande hoofdstukken.
2. Verzeker dat de beschermkap (7) is neergela-
ten. Een voorbeeld van een goed geplaatste
beschermkap wordt weergegeven op afbeel-
ding A.
WWW.VONROC.COM