Publicidad
Idiomas disponibles
Idiomas disponibles
Voorgastijd
t1
beschermgas stoomt nadat de pistooltrekker
is ingetrokken en vóór de draadaanvoer.
Bereik instellen: van 0 seconden (UIT) tot 25 seconden
(fabrieksinstelling is ingesteld op Auto modus).
Nagastijd stelt de tijd in dat er beschermgas
stoomt nadat de lasstroom is uitgeschakeld.
t2
Bereik instellen: van 0 seconden (UIT) tot
25 seconden (fabrieksinstelling is ingesteld op Auto
modus).
De burnback-tijd is de tijd dat de lasstroom
doorgaat nadat de aanvoer van lasdraad
stopt. Deze voorkomt dat de draad vast
komt te zitten in het lasbad en bereidt de draad voor op
een nieuw te starten lasboog.
Bereik instellen: van UIT tot 0,25 seconden
(fabrieksinstelling is ingesteld op Auto modus).
Spot-timer stelt de tijd in dat het lassen
doorgaat bij nog ingeknepen pistooltrekker.
Spot-timer heeft geen effect bij 4T.
Bereik instellen: van 0 seconde (UIT) tot 120 seconden
(fabrieksinstelling is UIT).
WAARSCHUWING
Spot-timer heeft geen effect in 4-T.
Inloop-WFS stelt de draadaanvoersnelheid
(wire feed speed) in vanaf het moment van
inknijpen van de toortsschakelaar tot er een
boog is gemaakt.
Bereik instellen: van minimum tot maximum WFS
(fabrieksinstelling is ingesteld op Auto modus).
De startprocedure regelt de WFS en de
spanning
(of
gespecificeerde tijd aan het begin van een
las. Gedurende de starttijd gaat de machine omhoog of
omlaag van de startprocedure naar de vooringestelde
lasprocedure.
Tijdbereik instellen: van 0 (UIT) tot 10 seconden.
De uitkraterprocedure regelt de WFS (of
waarde in ampères) de spanning (of Trim)
gedurende een gespecificeerde tijd aan het
einde van een las. Gedurende de uitkratertijd gaat de
machine omhoog of omlaag van de lasprocedure naar
de uitkraterprocedure.
Tijdbereik instellen: van 0 (UIT) tot 10 seconden.
De A/B-procedure maakt een snelle wisseling
A/B
mogelijk van lasprocedures. Zo'n wisseling
kan voorkomen tussen:
twee verschillende programma's;
verschillende instellingen van een en hetzelfde
programma.
NEDERLANDS
stelt
de
tijd
in
dat
Trim)
gedurende
er
Geheugen laden
De opgeslagen programma's ophalen uit het
gebruikersgeheugen Geheugen.
Het
lasprogramma
Gebruikersgeheugen:
Opmerking: Voordat u het programma kunt gebruiken,
moet het zijn toegewezen aan het gebruikersgeheugen.
Voeg het pictogram Geheugen laden toe aan de balk
Lasparameters.
Gebruik de rechterknop [36] om het pictogram
Geheugen laden te markeren.
Druk op de rechterknop [36] om te bevestigen - het
menu Geheugen laden wordt weergegeven op de
display.
Laat met behulp van de rechterknop [36] het
geheugennummer oplichten waar het lasprogramma
moet worden opgeroepen.
Bevestig de selectie – druk op de rechterknop [36].
Geheugen opslaan: sla de lasprogramma's
met hun parameters op in een van de vijftig
gebruikersherinneringen.
Om geheugen te op te slaan:
Voeg het pictogram Geheugen opslaan toe aan de
balk Lasparameters.
Gebruik de rechterknop [36] om het pictogram
Geheugen opslaan te markeren.
een
Druk op de rechterknop [36] om te bevestigen - het
menu Geheugen opslaan wordt weergegeven op de
display.
Gebruik de rechterknop om het geheugennummer te
markeren
opgeslagen.
16
weer
opvragen
Afbeelding 18.
waar
het
programma
Afbeelding 19.
vanuit
het
zou
worden
NEDERLANDS
Publicidad
